Op 04-05-2013 is de heer Martinus Snip ( geboren op 30-07-1920 ) te Apeldoorn overleden.

Ik heb deze man na een herdenking te Apeldoorn leren kennen en ik heb diverse keren met hem mogen praten over zijn rol in het verzet te Apeldoorn tijdens de oorlog.

Martinus ( Marten ) Snip was een man die geen blad voor zijn mond nam en die je dus ongezouten en zonder opsmuk zijn verhaal vertelde. Hij had een grote hekel aan onrecht.

Door dit verhaal toe te voegen op onze site krijgt u een kleine impressie over zijn rol.

T.z.t. zal ik nog enkele verhalen van hem op de site zetten. Door het overlijden van de heer M. Snip  zijn er heel veel verhalen en getuigenverslagen van zeer grote historische waarde verloren gegaan.  Mede dankzij de toestemming van zijn familie mag ik u zijn verhalen mededelen, daar ben ik heel dankbaar voor.

Hier volgt zijn eerste verhaal.

w.g. A.J.Disberg

 

============================================================================================

Martinus Snip.

 

Apeldoorn 07-12-2009.

Interview met de heer Martinus Snip, geboren op 30-07-1920 te Apeldoorn ( Sperwerlaan 21).

Locatie interview, Ibisplein 46 te Apeldoorn.

 

U heeft mij gevraagd of ik iets kan vertellen over de oorlogsjaren.  U had gehoord, dat ik na de herdenking van 01-12-2009, de herdenking ter nagedachtenis aan de razzia’s te Apeldoorn in 1944, werd geinterviewd door TV Apeldoorn. Zij vroegen mij toen wat over Kamp Rees en over de razzia van 02-12-1944.  Ik heb ze toen antwoord gegeven op hun vragen. U vraagt mij nu of ik meer wil en kan vertellen. Dat kan ik. Heeft u genoeg papier bij u ?

Voordat ik verder ga wil ik eigenlijk eerst zeggen dat als ik straatnamen noem, deze straten er niet meer zijn. Dat wil zeggen ze heten nu anders. Ik noem enkele voorbeelden.  Ik woonde in de oorlog aan de Turfweg 28 , dat is nu de Hobbemalaan 86.  Ook weet ik de juiste huisnummers van bepaalde adressen niet meer. Dat moet u me maar niet kwalijk nemen. Maar zoals gezegd enkele straten bestaan niet meer, zoals de Turfweg.

De Turfweg zat opgesloten tussen  de Veenweg en de Ordermolenweg.  Dat is nu de Hobbemalaan, ingesloten tussen de Mauvestraat en de Pieter de Hoochlaan.  De Ordermolenweg heet dus nu de Mauvestraat en dat oude stuk  Veenweg heet nu de Pieter de Hooglaan.  Er bestaat nog wel een stukje Veenweg hoor, maar dat is bij de Jachtlaan.

In 1940 begon de oorlog.  Enkele dagen erna zat ik al bij het verzet. Ik heb daarvoor heel veel gedaan. Daar kom ik later op terug.

In 1944 was ik timmerman en werkte ik voor Berends uit Deventer. We bouwden o.a. bomvrije pompenkelders. Dat was aan de Amersfoortseweg , vlakbij de Julianatoren. Ik kwam uit een gezin van een vader, moeder 3 broers en 4 zusters.  Dus mijn ouders hadden 8 kinderen. Mijn broer Dirk geboren in 1904, mijn broer Gerrit was geboren in 1905, mijn broer Jan was geboren in 1910, mijn zusters waren geboren in 1902, in 1907, in 1914 en in 1917. Mijn broers Dirk, Jan en Gerrit woonden in 1944 niet meer in Apeldoorn. Mijn zusters waren toen ook al het huis uit. In 1944 woonde ik samen met mijn vader en moeder aan de Turfweg. Ons huis was een z.g.n doorgangshuis van het verzet. Maar daar kom ik later op terug.

Er zijn in 1944 twee razzia’s in Apeldoorn geweest. De eerste op 02-10-1944 en de tweede op 02-12-1944.

Op 02-10-1944 ben ik opgepakt. Ik zat op deze datum ondergedoken, verstopt, in een schuilplaats. We hadden een stenenschuur achter het huis, daarnaast stond een houten schuur.  Er zat een gat in de fundering van ons huis, onder de vloer hadden we wapens verstopt. Het was een soort wapenkelder.

Ik had me op 2 oktober 1944 verstopt in een gat in de grond. Dat gat bevond zich op het erf van H.J.Kerkdijk, die woonde aan de Pieter de Hoochlaan nr .. ?..  Kerkdijk was namelijk ook lid van onze groep van het verzet. Dit gat was afgedekt met enkele platen, het leek van veraf op een mesthoop. Kerkdijk had op dat moment 3 parachutisten in huis. Het was erg link allemaal. We hoorden dat de Duitsers bij ons in de buurt kwamen. Ze waren op zoek naar onderduikers. Ze moesten jongemannen hebben die in Duitsland moesten werken. We hielden ons schuil. De Duitsers gingen huis aan huis af.  Zo kwamen ze ook bij de woning van  Aart van de Brink. Die woonde aan de Ordermolenweg nr .. ?..  Dat stuk hete later de Waterloseweg.  Van de Brink had een timmerbedrijfje.  Ze wilden hem en zijn zoon meenemen. Wij zagen dat vanuit onze schuilplaats. Van de Brink, wees onze kant op en vertelde de Duitsers dat er op land ook enkele jongens / mannen verstopt zaten. Hij wilde voorkomen dat ze de woning ingingen en zijn zoon zouden ontdekken. Wij dachten na.  Ik zeg met nadruk wij.  Ik zat er namelijk samen met Hendrik Jan Kerkdijk, Jo Klap, Hennie Dokter, Henk Tamboer en Jan Brinkman.  Als we bleven zitten waar we zaten, zouden ze ons misschien toch wel vinden. Als we ons overgaven zouden ze mogelijk ook de woning van Kerkdijk overslaan. Daar zaten de 3 parachutisten. Dus we besloten om uit het gat te komen en ons over te geven. Doordat we ons snel bekend maakten, doorzochten ze de woning van Kerkdijk niet en namen ze ook van de Brink en zijn zoon niet mee. Die zoon zat nog in de woning van zijn vader. De Duitsers waren blij dat ze ons hadden.

Hendrik Jan Kerkdijk was toen ongeveer 27 jaar oud en woonde zoals gezegd aan de Pieter de Hoochlaan .  Jo Klap was 24 en Hennie Dokter was 27 en Jan Brinkman was 29 en ze  woonden ook aan  de Pieter de Hoochlaan.  Henk Tamboer woonde destijds aan de Berghuizerweg 133.  Ze waren net zoals ik allemaal lid van het verzet.

Doordat van de Brink ons had verraden had hij er voor gezorgd dat onze woning en de woning van Kerkdijk niet werd doorzocht. Hij had dus iets goeds gedaan, ook al lijkt dat vreemd. Want zowel in ons huis als in het huis van Kerkdijk zaten onderduikers. De Duitsers voerden ons af naar de markt in het centrum van Apeldoorn. Het was raar. Onderweg had je de ene keer wel een strenge bewaking en de andere keer was dat niet zo. Er waren dus misschien wel kansen geweest om te ontsnappen. Toen we bij de Markt aankwamen heerste daar een grote chaos.  Er waren zelfs vrouwen bij. Die waren met hun zonen of mannen meegelopen naar de Markt. Het was er erg druk. De Markt was omsingeld met Duitse soldaten. Ze maakten een willekeurige selectie. Onze groep zat er niet bij. Wij hadden dus geluk en hoefden niet naar de IJssellinie.  Ik had toen een ausweis op zak. Ik was zogenaamd een runder- en varkensslager. Mijn naam op de ausweis was Henk Bakker. Deze ausweis had ik via ons verzet gekregen.

Zoals gezegd zat ik vanaf het begin van de oorlog al in het verzet.  We hadden thuis al vlak nadat de oorlog uitbrak, twee Nederlandse officieren in huis. Die waren eerst bij Haagmans in huis geweest.  Haagmans woonde recht tegenover de Willem III kazerne. Hij woonde in een witte villa, aan de Berghuizerweg nr ..?… Het huis had de naam het Boshuis.

Die officieren hadden bij Haagmans  ondergedoken gezeten in de paardenstal.  Deze had ik mee helpen bouwen. Omdat het daar te gevaarlijk werd, want ze zaten recht tegenover de Willem III kazerne waar de Duitsers in zaten, moest er een oplossing gevonden worden. Ze zijn naar ons huis gebracht  en  via wasbaas Karreman zijn ze naar Den Haag gebracht. Dat deed de chauffeur van Karreman.  Dat was Kramer. Aan hem werd gevraagd of hij dat wel durfde. Die zei alleen als ze maar in burger zijn en als we controle krijgen zeg ik gewoon dat ik ze niet ken. Dus zo gezegd zo gedaan. Kramer bracht ze naar Den Haag.

Toen ik op 02-10-1944, weer thuis kwam, zag ik dat van de Brink er weer was. Ik kon er toen moeilijk mee omgaan. Hij had ons verraden. Ik begreep zijn reden wel, maar ik had er echt moeite mee. Maar nogmaals hij deed veel goeds. Ook hij hielp bij het opvangen van de onderduikers. Hij bracht ze bijvoorbeeld naar een kippenhok van G de Bruin en van daaruit naar de woning van Kerkdijk.  Hij had dus een keuze gemaakt of ons verraden of de Duitsers de woningen waar de onderduikers laten doorzoeken. Ik had zoals ik al zei een valse ausweis bij me.  Ik was runder- en varkensslager en had de naam Henk Bakker.  Gerrit Huiskamp, die woonde toen aan de Ordermolenweg 28-2, was de contactman tussen het verzet en onze groep.  Hij kon makkelijk aan valse papieren komen. Ook hij hielp Engelsen en hij bracht ze ook naar de woning van Kerkdijk.

Nadat ze ons op 2-10-1944, hadden ontdekt en waren vrijgelaten, moesten we een beslissing nemen. Of we deden niets. Of we zouden de parachutisten die bij Kerkdijk  in de woning verscholen zaten, verplaatsen naar een ander adres. Er werd voorgesteld dat de parachutisten  hun  uniformen maar aan moesten doen en dat we ze naar het bos zouden brengen.  Ik vond dat geen goed idee. De parachutisten zouden dan zo weer opgepakt worden. Ik besloot om ze naar ons huis te brengen. Daar bleven ze enkele dagen. Ik heb ze vervolgens ondergebracht bij Henk Tamboer. Daar verbleven ze onder de vloer van de slaapkamer. Er was een keer een moment dat de Moffen de woning van Tamboer doorzochten. De parachutisten en enkele leden van onze verzetsgroep, waaronder ikzelf en Tamboer zaten toen onder de vloer verscholen.  We hoorden ze boven ons lopen. We hoorden ze praten met moeder Tamboer. Die deed alsof er totaal niets aan de hand was. Na een poosje hoorden we niets meer en besloten we om naar boven te gaan. We hadden geen seintje gehad dat het veilig was, maar omdat we niets meer hoorden gingen we daar gewoon van uit. We schoven het luik open. We schrokken ons dood. We zagen dat moeder Tamboer in de keuken stond en voor haar stonden 3 Duitsers.  Ze bood hen soep aan en deed heel normaal. Na verloop van tijd verdwenen de Duitsers en konden wij uit onze schuilplaats. Uiteindelijk zijn de parachutisten naar Hoenderloo gebracht, naar de familie Essenstam.  Van daaruit naar Ede en toen naar de Rijn.

Een van de parachutisten was Jimmy, hij was een Engelsman.  Dan  had je nog een Schot genaamd Clarck en je had ook nog Alan en die was ook Engels, maar hij was ook een jood.  Alan is na de oorlog nog een keer bij ons geweest. Hij is daarna naar Israel gegaan.

Op 02-10-1944 lagen er op verschillende punten in Apeldoorn, doodgeschoten verzetsmensen langs de weg. Ze hadden een bord om hun nek, waarop terrorist stond.  Bij de Deventerstraat, voor de winkel van Tempelman lag er een.  Maar ook bij het spoorwegovergang, aan de Arnhemseweg / Hoofdstraat, bij het tunneltje lag een verzetsman. Dat was Karreman.  Zo zijn er dacht ik 8 mensen neergeschoten en tentoongesteld. Volgens mij waren er ook 2 piloten of militairen bij.

Ik vertelde u al enkele namen en adressen van mensen die in het verzet zaten.  Ik zat in een verzetsgroep die bestond uit de volgende personen.

Gerrit Huiskamp, van de Ordermolenweg 28-2.  Hij was de verbindingsman.

Gerard van Dijk, Ordermolenweg 26.

Henk Tamboer, ( zijn echte voornamen zijn Henk Hermanus) , Berghuizerweg 133.

Hendrik Jan Kerkdijk , Pieter de Hoochlaan nr .. ?..

Jo Klap, Pieter de Hoochlaan nr ..?..

Ernst Weterkamp, Goede Woningweg nr ..?.. , hij was de zwager van Huiskamp.

En ikzelf natuurlijk.

Onze groep had de naam BD 1 , dat betekent, Bewakingsdienst 1.

We kregen de opdrachten van de Verzetsbeweging Apeldoorn.

De topmensen daarvan waren o.a. Henk Wieling, Geert Goosens, Herman Pruizen, Gerrie Gerritsen, en  Bessels.

Ze voerden zelf vaak operaties uit. Dat deden ze vaak op eigen gelegenheid en op eigen titel.

Drie mensen van onze groep hebben de aanslag op Rauter gepleegd. Ze wilden een auto overmeesteren. Die auto hadden ze nodig als ze naar boeren gingen. Ze verscholen zich nabij de Woeste Hoeve en zagen een auto op hen afkomen. Ze beschoten deze auto. En toen bleek dat het de auto van Rauter was.  Dus het was totaal geen opzet om een aanslag op Rauter te plegen, maar ze wilden alleen een auto.

Het verzet had vele contacten met anderen. Je moest de wapens onderbrengen, de mensen verstoppen, de mensen vervoeren, de ausweisen en persoonsbewijzen vervalsen enz, enz.

Ieder jaar wordt er bij het sluisje een herdenking gehouden. Dat is een goede zaak. Dit moet elk jaar herdacht worden. Maar er zijn nog veel meer belangrijke zaken gebeurt, waar niemand iets van weet. Ik noem als voorbeeld de verzetsdaad van Willem Steenbergen.   Willem was van oorsprong een schilder. Hij moest vaak eten brengen naar de munitiebunkers in Hoog Soeren en in Berg en Bos.

Op 16-04-1945 zagen de Duitsers in dat de oorlog voor hen verloren was en dat Apeldoorn snel bevrijd zou worden. Ze wilden als wanhoopsdaad alle munitiebunkers opblazen.

Omdat Willem de plekken van de depots goed kende, want hij bracht de bewakers ervan vaak eten, wist hij ook hoe ze met elkaar in verbinding stonden. De Duitsers hadden leidingen gelegd tussen de bunkers onderling. Als men de ene opblies zou de ander volgen, enz,enz. het zou een soort domino effect worden. Er waren 15 of  16 depots. Willem heeft op een gegeven moment de fiets gepakt en is in het donker teruggereden naar Hoog Soeren.  Hij heeft vele leidingen kapot geknipt. De Duitsers hebben de eerste laten opblazen en hoopten dat ze alle 15 of  16 zouden ontploffen. Maar dankzij Willem vlogen er maar 3 in de lucht in. Daarmee heeft hij heel Hoog Soeren  en een groot gedeelte van Berg en Bos gered. Niemand weet dit. Want na de oorlog praatte je er niet over. En zo weet ik nog veel meer, maar dat voor een andere keer. Ik moet nog foto’ s hebben van de verzetsmensen waarover ik sprak.

Ik ga nu verder met de razzia’s. Zoals ik al zei, ik ben op 02-10-1944 opgepakt maar niet afgevoerd.

Op 02-12-1944 vond de tweede razzia plaats.

Ik ben toen weer opgepakt. Ik zat toen bij Henk Tamboer aan de Berghuizerweg. Het was een uur of 8 in de ochtend. We kwamen net terug van een klusje voor het verzet. We waren in die nacht in Beekbergen bezig geweest. We liepen via de Goudvink terug. De Goudvink is het bos vlakbij de spoorlijn aan de Brouwersmolenweg. De Goudvink bestreek ook een gedeelte van het bos aan de Veldekster. We zagen op de terugweg vanuit Beekbergen dat de Moffen op de straat liepen en mannen aan het oppakken waren. Nabij de Veldekster hadden ze ons al eens gecontroleerd. We werden aangehouden en ze zeiden dat we naar de markt moesten. We waren toen op de fiets. We begrepen dat het niet goed zat en reden snel weg. De Duitsers schoten op ons, maar raakten ons gelukkig niet. We zijn snel naar het huis van Henk gereden.  Als ik spreek over we bedoel ik , Henk Tamboer , Jo Klap, Henk  Kerkdijk en ikzelf. Bij Henk Tamboer besloten we om ieder naar zijn eigen huis te gaan. Ik keek of de kust veilig was en waagde het er op.  Onderweg naar mijn huis werd ik weer gecontroleerd en meteen opgepakt.  Dat was aan de Veenweg, vlakbij de Kleiweg.  De Kleiweg is nu de Gerard Doulaan.  Ik moest naar de markt.  De controle was enigszins chaotisch. Vele huizen werden doorzocht. Ik zag  kans om weer te ontsnappen. Ik vluchtte naar mijn huis. Ik ben echter maar een uurtje thuis geweest of het was weer mis. Ik had me verstopt onder de vloer. Daar zat toen ook Arie Sangers de slager van de Ordermolenweg en Piet Arends.  Deze  Piet was getrouwd met de dochter van buurman van de Brink. Dus we zaten daar met 3 man verscholen. We dachten dat de Duitsers weg waren. Ze hadden ons huis gecontroleerd en niemand aangetroffen. Mijn vader riep naar ons dat het veilig was. We kropen het gat onder de vloer uit. De Duitsers kwamen echter later opeens weer terug. Piet Arends en Arie Sangers werden toen meteen opgepakt en afgevoerd naar de markt.

Mijn andere buurman Gerrit Leuvermans, hij had later een slagerij aan de Eendrachtstraat vlakbij de Arnhemseweg , waarschuwde mij.  Hij gaf aan dat we ons moesten melden op de markt. We hadden toen weer onderduikers in huis.  Dus we konden weer een keuze maken. Of weer de woning laten onderzoeken  of ons niet verschuilen. Wij , mijn buurman en ik, werden uiteindelijk opgepakt door twee Duitsers. Die voerden ons af naar de markt. Daar was het erg, zeg maar gerust heel erg druk. Er heerste daar een hoop ellende en chaos. Er was veel gebleer, vele mensen huilden en  waren overstuur. Ik stond vlakbij het oude gemeentehuis op de markt. De hele markt was afgesloten, het was omringd door bewapende militairen. Aan de kant van de Stationsstraat probeerden men te ontvluchten. Tijdens zo’n poging hebben de Duitsers gericht geschoten op diegene die weg wilden lopen. Daarbij zijn er 1 of 2 doodgeschoten. Ik weet hun namen niet. Ik stond zoals gezegd bij het oude gemeentehuis. Bij mij stond Anton Peters van de Driehuizerweg nr  ..?.., die had een ausweis als kolenboer bij zich. Maar op dat moment keek men niet naar een ausweis. Die telde niet. Ze hadden er gewoon lak aan.

Ik was op 02-12-1944 tegen 11.00 uur opgepakt en stond tegen 12.00 uur op de Markt. Elke keer werd er door de Duitsers een groep afgevoerd naar het NS station. De eerste groep ging tegen 16.00 uur van de Markt af in de richting van het station. Vele groepen verdwenen. Het was gauw donker. We hoopten er nog onderuit te komen of te kunnen vluchten. De bewaking was echter te groot.

Helaas moest ik ook mee naar het NS station. Anton en ik werden in een veewagen gestopt. Bij het station stond een trein klaar om de mannen te vervoeren. Volgens mij waren er zo’n 3 of 4 personenwagons en zo’n 7 veewagens. Wij werden in de laatste veewagen gestopt. Je kon nergens zitten. De wagon zat stampvol. Sommigen moesten nog uit de broek. Dus het stonk er verschrikkelijk. Het was echt een zooitje. Maar daar hadden de Moffen lak aan. Bij ons in de veewagen zaten o.a. Slijkhuis van de Asselsestraat nr  .. ?.. , Huizinga, van de Asselsestraat nr .. ?. , Buitenhuis van de Daalakker nr .. ? ..  en  van Leeuwen van de Daalkakker nr  ..?…

Tegen 19.00 uur of 19.30 uur ging de trein rijden. Het was pikkedonker, we wisten niet waar we heen gingen. We hebben een hele tijd gereden. In de ochtend van de volgende dag, dus de ochtend van 03-12-1944, werd de trein door vliegtuigen beschoten. Je hoorde eerst de vliegtuigen overkomen en later kwamen ze terug en beschoten ze ons. De wagons waren bewaakt door Duitse militairen. Ze hadden de deuren van onze wagon dicht gedaan, zodat we er onderweg niet uitkonden. De soldaten stonden op de treeplanken naast de wagons. Toen de beschieting begon, konden we er eerst niet uit. Later heeft een Duitser de deur vanaf de buitenkant geopend. We vlogen er allemaal zo snel mogelijk uit.

“Snell Raus” schreeuwde die Duitser naar ons. We wisten niet waar we zaten. Later bleek dit Werth in Duitsland te zijn. We hebben niet omgekeken, maar zijn zo snel mogelijk zo ver mogelijk van de trein vandaan gevlucht. Vele mannen in onze wagon zijn verder gevlucht. Sommigen bleven in de buurt van de trein. Ik ben weggevlucht samen met mijn zwager Peters.  We zijn op goed geluk gaan drossen. We zijn van Werth naar wat later bleek, via Kleef gevlucht. We liepen dus in eerste instantie verkeerd. Van Kleef gingen we richting Nijmegen. We liepen via velden en weilanden. We kwamen bij een boer op het grensgebied met Duitsland en Nederland. Die keek naar ons en zei  “Loat ze oe maar niet bie de slippen kriegen”.

Bij Berg en Dal zaten zeer vele Moffen. We zijn snel doorgelopen. We hadden steeds geluk.”  Zonder geluk vaart niemand wel ”  luidt het spreekwoord en dat klopt helemaal. We hadden valse ausweisen bij ons en hebben besloten om het erop te wagen. We hebben hoe raar het ook klinkt gewoon een treinkaartje gekocht. We zijn met de trein naar huis gegaan. We reden van Nijmegen naar Arnhem en van Arnhem naar Apeldoorn.

Op 04-12-1944 in de late avond kwamen we thuis aan. We hadden geluk dat het voor 12 uur s’avonds was. Er heerste toen spertijd. Als je na een bepaald tijdstip op straat liep werd je opgepakt.

Ik ben dus niet naar Rees geweest. Ik ken wel mensen die er wel zijn geweest.

Bij ons uit de buurt waren dat;

Kramer de chauffeur van Karreman    Berend Bloemendaal de fietsenmaker aan de Turfweg nr .. ?.., Wim Ruysch van de Turfweg nr ..?.., Buitenhuis van de Turfweg nr ..?..  en Wim de Graaf , wonende aan de .. ? … Karreman woonde aan de .. ? ..

Ze zijn allemaal weer heel thuis gekomen.

Als ik niet in het verzet had gezeten was  ik nooit gevlucht na de beschieting.  Dan had ik daar de middelen zoals de ausweis en het lef niet gehad. Vanaf het moment dat ik weer thuis was op 04-12-1944, ben ik in het verzet gebleven totdat de oorlog was afgelopen.

We hebben vele zaken gedaan via het verzet. Zo hebben we 3 keer een trein laten ontsporen. Een ervan vond plaats in de achtertuin van de wasserij van Karreman. Er zijn toen mensen opgepakt door de Duitsers. Er was zelfs sprake van het feit dat we een munitietrein zouden laten ontsporen. Dat hebben we maar niet gedaan omdat de Duitsers dan helemaal strafmaatregelen zouden nemen. De Woeste Hoeve was zo’n voorbeeld.

Na de oorlog, na de bevrijding van Apeldoorn op 17-04-1945 werden alle Duitsers en NSB-ers afgevoerd naar de Willem III kazerne. De gedetineerden kregen diverse opdrachten. Zo moesten ze in de bossen werken, stoppen rooien. Ook  moesten ze de munitiedepots aanwijzen en leeghalen. Alle munitie werd verzameld in het gebouw van de Buiscar aan het kanaal. Dit gebouw staat er nog, het  is vlakbij Leenbakker en Smelink aan het kanaal. Er waren vele bekende mensen opgepakt. Zoals de burgemeester Pont, maar ook  iemand die bekend is in Apeldoorn.  Zijn ouders hadden een groothandel in snoepwaren. Ze woonden aan de Gaffellaan.

Maar ook werden er mensen opgepakt die de Duitse nationaliteit hadden. Ook al waren dat zeer goede mensen. Ze waren Duits, dus werden ze opgepakt. Ze werden gelijkgesteld als de NSB-ers. Afschuwelijk was dat.  Bijvoorbeeld zo’n goede man ( een verzetsheld in mijn ogen ) als de directeur van de AMEFA , meneer Hollaender, werd gewoon opgepakt omdat die Duits was.  Schande! Meneer Hollaender heeft heel veel goeds gedaan, hij heeft vele dwangarbeiders gered.

De mensen van onze verzetsgroep kregen de opdracht om een groep van 12 gedetineerden van de kazerne naar de Buiscarfabriek te brengen.  De man wiens ouders in snoepwaren handelde, de heer (S)  wilde langs de woning van zijn ouders lopen. Hij vroeg mij of dit mogelijk was. Ik vertelde hem dat hij er dan voor moest zorgen dat ze hele groep keurig marcheerde en niet moeilijk zou doen. Hij  beloofde dat plechtig. Zo gezegd zo gedaan. Bij het huis van zijn ouders mocht hij even naar binnen. Zijn zus kwam naar buiten en gaf de anderen wat te eten. Meteen daarna zijn we verder gegaan.  Ze liepen keurig en zonder klagen in het gelid. Toen we terugkwamen op het terrein van de Willem III werd ik geroepen  en kreeg ik een groot compliment. Ze hadden nog nooit een groep zo mooi zien marcheren.

Onze groep heeft de opdracht gekregen om de Willem III kazerne te ontruimen . Dat  was op 17-04-1945. De Canadezen hadden de Duitse militairen in de buurt al opgepakt.

Om 06.00 uur in de ochtend van 17 april 1945 ging onze groep naar de Willem III kazerne.  Een andere groep onder leiding van luitenant Daniel zou met 40 man de Willem III innemen. Wij zouden via de hoofdingang de kazerne betreden. We bekeken de boel eerst en namen de beslissing om het terrein op te gaan. Toen we bij de Frankenlaan aankwamen stonden vooraan bij de hoofdingang Duitse militairen. Ze zwaaiden met een witte vlag.  Ze gaven zich aan ons over. We hebben toen 40 krijgsgevangenen gemaakt.  Dat waren Duitsers en Oekrainers. Die werden tegen 08.00 uur door de Canadezen bij een gedreven en afgevoerd. Toen luitenant Daniel het terrein van de Willem III kazerne op kwam was de klus dus door ons al geklaard. Bij  luitenant Daniel waren toen diverse andere oud verzetsmensen aanwezig, o.a. de heer Aart Kliest. Wij hadden voor hen al de kastanjes uit het vuur gehaald, zoals men dat noemt.

De NSB-ers die na 17-04-1945 waren opgepakt weden slecht behandeld. Het was een schande hoe ze met die mensen omgingen. Alle gebouwen op de Willem III kazerne zaten vol. De ruiten zaten er niet meer in, de Duitsers hadden die vernield. Er was 10 man van het verzet aanwezig die de gedetineerden bewaakten. Als een groep naar zijn werk moest, werd die groep ook bewaakt. Ze werden op de werkplek gekleineerd door de Nederlanders.

Het hoofdkwartier van het verzet zat aan de Loolaan 40.  Marinus Buitenhuis was de grote man samen met Karel de Graaf de gemeente secretaris.

Ze hadden vele mensen onder zich, zo ook onze groep. Ons huis aan de Turfweg was een doorgangshuis. Vele onderduikers zaten daar, waaronder ook vele joodse mensen. O.a. mevrouw van Os, die had een kousenwinkel aan de Hoofdstraat nr .. ? .. Deze mevrouw kwam via  huisarts de Vries, welke woonde aan de Parken. De Vries was de huisarts van Huiskamp. Mevrouw van Os is na ons ondergebracht bij Henk Tamboer. Ze is 6 weken bij ons in huis geweest. Bij Tamboer zeker 2 keer zo lang. Die Tamboer heeft later ook nog 2 andere joodse mensen in huis gehad. Een ervan kwam uit Arnhem en de andere uit Duitsland en die hete Lewitcz.

Het onderbrengen van een jood was kostbaar. Het verzet betaalde er geld voor. Ze moesten ook eten en er waren voor hen geen bonnen beschikbaar. Ze waren illegaal. Iedereen kreeg vroeger op naam een bonnenboekje en voedselbonnen, dus het onderbrengen van onderduikers was kostbaar. Als je een joodse onderduiker had en je werd gesnapt, dan kreeg je de doodstraf. Het verzet betaalde ongeveer 100 gulden per week voor het onderbrengen van een jood. Dat lijkt veel, maar je kwam er aan te kort en je liep een zeer groot gevaar. Slager Gerrit Leuvemans schoot het bedrag wel eens voor. Dus ook hij wist van het verzet af.

Onder ons huis lagen vele wapens verstopt. Ik was er eens een keer mee bezig en toen kwam Gerrit van Dijk.  Dat was link. Gerrit beloofde dat hij zijn mond zou houden en dat deed hij dus ook.  Het was gevaarlijk om in het verzet te zitten, want je verrader slaapt nooit.

Ik gaf al aan, dat er vele zaken door het verzet is gepleegd. Vaak op eigen houtje door b.v. Huiskamp. Maar die Huiskamp zette ook vele zaken die door anderen zijn gepleegd op zijn eigen naam. Hij is er later voor gehuldigd. Dus ook voor zaken die hij niet heeft buitgevoerd. Ik heb onze topmannen er op aangesproken. Die verklaarden toen dat Huiskamp dit deed om de anderen uit de groep te beschermen. Daarmee nam Huiskamp veel risico. Want als iemand verantwoordelijk werd gesteld voor de daden, dan was hij dat. Hij nam dus een groot risico en een grote verantwoordelijkheid op zich.

Ik kan nog veel meer vertellen over het verzet, maar dat doe ik een volgende keer wel. Ik zal dan zaken noemen die nog niet bekend zijn bij anderen. Dat kan nu wel omdat de meesten zo niet zij allemaal al dood zijn. Ik ben al 89 , de anderen waren allemaal net zo oud of ouder als ze nu nog geleefd hebben. Ik wil al wel vertellen dat de brand in het gemeentehuis geen actie is geweest van het verzet.

Ik vertel u een andere keer wel wat meer.