Proces tegen Duitse bewakers uit Rees (26-2-1949)

Eerste verslag van proces tegen Rohrig , Heinze, Brunner, Keller, Schulze,  Altmeyer en anderen

Bron:  Het Parool, 26 februari 1949

(Van een eigen verslaggever). In de verdachtenbank van het Bijz. Gerechtshof te Amsterdam zitten drie Duitsers, beschuldigd van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de mensheid aan Nederlanders bedreven. Het zijn de vroegere commandant van het kamp Empel-Rees in Duitsland,  A r n o l d  F.  H e  i n z e,  kamparts dr. H a n s.  O.  E.  B r  u n n e r  en de leider van de werkgroepen P e t e r  B . R o h r i n g. Mishandeling, verwaarlozing van zieken en zwakken is hun ten laste gelegd en er zijn 38 getuigen opgeroepen om hiervan te verhalen. Eerst leest de president, Mr. B. de Gaay Fortman, een eindeloos lijkende lijst van doden op, bijna honderd namen, van Nederlandse jonge mensen, die in het kamp Rees verbleven en die in de laatste oorlogsmaanden in het kamp zelf of elders het leven hebben moeten laten. De mannen werden bij razzia’s te Bloemendaal en Avehorn opgepakt en naar Rees gebracht voor de bouw van de Westwall. Het kamp bestond uit oude SS-barakken, die volkomen onbewoonbaar waren geworden; het sneeuwde er door de daken heen, er was geen verwarming in die koude winter van ’44- ’45 en er waren al spoedig duizend patienten in de daarvoor volkomen onvoldoende uitgeruste ziekenbarakken.(zitting duurt voort).