Zoals reeds aagegeven werd op 24 november in Apeldoorn de jaarlijkse herdenking gehouden ter nagedachtenis aan de slachtoffers van Kamp Rees en de Treinbeschieting te Werth op 03-12-1944.

Vanwege het zeer slechte weer kwamen er dit keer minder bezoekers dan de voorgaande jaren. We mochten zo’n 110 volwassenen en zo’n 56 kinderen ontvangen. De eerste kwamen om 12.30 uur de Burgerzaal binnen.

Gelet op het weer werd er besloten om de gehele herdenking in de Raadzaal te gaan houden. Dus ook de bloemlegging. De bloemen werden na afsluiting van de herdenking door de kinderen van de Montessorieschool Passe partout, naar het monument buiten gebracht.

Sprekers waren deze dag, Quincy Bobbink, de burgemeester van Apeldoorn Ton Heerts, de burgemeester van de Stadt Rees de heer Sebastian Hense en Wilma Assink.

Fotograaf vandaag was zoals gewoonlijk de heer John Assink. Vooraf werd aangegeven dat men moest aangeven of men wel of niet op de foto wilde en/of de foto op de site geplaatst mocht worden. De school gaf aan dat geen enkel kind op de foto mocht. Derhalve zult u van hen ook geen foto’s zien.

De kinderen zongen een lied, genaamd “Het is stil in mij” en 3 kinderen droegen een heel mooi gedicht voor.

Nadat de heer Disberg de herdenking had geopend gaf hij het woord aan burgemeester Ton Heerts.

Deze had de onderstaande toespraak.

Welkom, bij de jaarlijkse herdenking van de Apeldoornse dwangarbeiders
van Kamp Rees. Een bijzonder welkom aan onze gast uit Rees, Herr
Bürgermeister Rense, herzlich willkommen. Sehr schön, dass Sie hier sind.
Ook een hartelijk welkom aan alle leerlingen van basisschool Passe
Partout. En een woord van dank aan Arend Disberg en Wilma Assink, die
deze herdenking al sinds jaar en dag organiseren.
Bij de vorige herdenking waren nog twee mannen in leven die hoorden bij
De duizenden die vanaf het najaar van 1944 als dwangarbeider naar
Kamp Rees werden afgevoerd. De heren Ben Tesink en Ben Mulder.
Helaas zijn ze beiden afgelopen voorjaar overleden. Voor zover wij weten,
is er nu niemand meer die deze vreselijke gebeurtenissen aan den lijve
heeft ondervonden.
Hoe langer iets geleden is, hoe minder getuigen er nog zijn, mensen die
het uit eerste hand kunnen navertellen. Zo gaat dat met geschiedenis.
Maar als we iets willen leren van onze geschiedenis, moeten we ervoor
zorgen dat we als nabestaanden de herinnering levend houden. Dat is
waarom we vandaag hier, in Apeldoorn, bij elkaar zijn.
En dat gebeurt gelukkig niet alleen in Apeldoorn. Twee weken geleden is
er in Rotterdam een monument onthuld ter nagedachtenis aan de razzia’s,
waarbij op 9 en 10 november in 1944 52.000 Rotterdamse mannen en
jongens werden opgepakt en tewerk gesteld. En zo zijn er veel meer
plekken in Nederland en in Europa waar mensen herdenken. En stil staan
bij de diepe wonden die Tweede Wereldoorlog heeft veroorzaakt, tot op de
dag van vandaag.
Ik vind het heel belangrijk dat hier vandaag ook jonge mensen zijn. Dat
proberen we in Apeldoorn bij alle herdenkingen te doen, kinderen en
jongeren erbij betrekken. Want de Tweede Wereldoorlog en alles wat
daarbij hoort, lijkt lang geleden. Maar kijk naar Oekraïne. Kijk naar Israël
en Gaza. Oorlog is opnieuw dichtbij.
En in zekere zin zijn beide oorlogen – ieder op een andere manier – terug
te voeren op wat er toen, in de Tweede Wereldoorlog, is gebeurd. Dus die
oorlog uit de jaren veertig van de vorige eeuw, heeft toch steeds invloed
op ons leven.
Het maakt extra duidelijk hoe belangrijk het is om te blijven streven naar
vrede en vrijheid. Ieder dag weer. In het groot, op het wereldtoneel. Maar
ook in het klein, in je eigen leven, in onze eigen gemeente.
We moeten onze vrijheid, onze democratie beschermen. Want als we dat
niet doen, kan het ook weer mis gaan.

Ik zeg dat niet om jullie bang te maken. Ik zeg dat om jullie aan te
moedigen en uit te nodigen. Om je in te zetten voor de vrijheid. Niet
alleen van jezelf, maar ook die van anderen. Juist ook die van anderen.
Want vrijheid is pas echte vrijheid, als je die kunt delen met anderen.

Na burgemeester Ton Heerts kreeg Quincy Bobbink het woord.

Zij had de volgende toespraak.


Welkom allemaal. Allereerst wil ik graag Arend Jan bedanken voor de uitnodiging om te spreken tijdens deze herdenking.
Voordat ik mijn verhaal zal delen wil ik me graag kort even voorstellen. Ik ben Quincy Bobbink, 24 jaar en woonachtig in Vorden. Zelf ben ik net afgestudeerd aan de opleiding HBO toerisme. Tijdens deze studie heb ik een afstudeeropdracht gedaan over Kamp Rees.
Dit was het eerste moment dat ik in contact ben gekomen met Kamp Rees en wat zich daar allemaal heeft afgespeeld.
Deze afstudeeropdracht heb ik uitgevoerd voor de gemeente Oude IJsselstreek en de Steck in Doetinchem.

Tijdens mijn afstudeerperiode ben ik bezig geweest met ‘Het vergeten verhaal van Kamp Rees en de weg naar vrijheid’. Ik was vrij om mijn afstudeeropdracht zelf te kiezen, toen kwam ik al snel bij deze afstudeeropdracht uit. De laatste jaren is mijn interesse over de Tweede Wereldoorlog steeds meer gegroeid. Zo ben ik onder andere naar
Normandië op vakantie geweest en heb ik verschillende musea over de oorlog bezocht.
Daarom vond ik de perfecte match tussen mij en deze opdracht. Tijdens mijn afstudeerperiode heb ik veel contact gehad met Stichting de Moezeköttel, en speciaal met Vincent Weijermars. Hij heeft mij van veel informatie voorzien en geholpen gedurende mijn proces. Via Vincent ben ik ook in contact gekomen met Stichting Dwangarbeiders
Apeldoorn. Vanuit deze stichting heeft Arend Jan mij enorm geholpen.

Graag wil ik jullie nu meenemen in mijn verhaal en het vervolg van ‘Het vergeten verhaal van
Kamp Rees en de weg naar Vrijheid’. Tijdens de start van mijn opdracht werd het vraagstuk vastgesteld als: “Wat is het vergeten verhaal van Kamp Rees en de weg naar vrijheid?”

Aan dit vraagstuk werd de doelgroep jongeren gekoppeld. Deze doelgroep bestaat in het geval van het onderzoek uit jongeren tussen de 12 en 25 jaar. In dit geval gaat het om zowel Duitse als Nederlandse jongeren. Vanuit de opdrachtgever was het belangrijk om het verhaal over Kamp Rees op een interactieve manier over te brengen aan deze doelgroep.
Tevens is het belangrijk dat het verhaal over de Tweede Wereldoorlog doorverteld wordt aan de volgende generaties, zodat het nooit vergeten gaat.
Ik ben begonnen met het schrijven van een plan van aanpak. In dit plan heb ik beschreven hoe ik mijn onderzoek vorm wilde geven, waar ik me op wilde richten en wat voor mij het belangrijkste was om te doen. Tijdens deze fase heb ik vooral geïnventariseerd wat allemaal al bekend was, wat nog gedaan moet worden, wat de wensen en behoeften zijn van de
opdrachtgever en wie mij kon helpen gedurende mijn onderzoek. Aan de hand van dit plan heb ik mijn onderzoek vorm gegeven.

Als eerste heb ik onderzoek gedaan naar de kernbegrippen die van toepassing zijn op mijn onderzoek. Deze begrippen waren ‘beleving’ en ‘storytelling’. Voor het juist onderzoeken van deze begrippen ben ik de literatuur in gedoken. Zo betekent beleving volgens de onderzoekers Pine & Gilmore; een gedenkwaardige of wel memorabele gebeurtenis.

Storytelling is ook wel het vertellen van een verhaal. De karakteristieken die onderandere bij storytelling horen, zijn: authentiek, persoonlijk, inspirerend, emotioneel, relevant, duidelijk, echt, boeiend, visueel, uniek, creatief, onverwacht, divers, geloofwaardig, interessant en verbindend. Aan de hand van dit onderzoek, kon de rest van het onderzoek uitgevoerd
worden.
Als tweede ben ik in het verhaal van Kamp Rees gedoken. Zo kreeg ik van Arend Jan veel informatie en boeken die ik goed kon gebruiken gedurende mijn onderzoek. Zo heb ik
verschillende boeken ontvangen en gelezen. Het boek wat mij het meest is bijgebleven is het boek: ‘De verzwegen deportatie’ van de heer Horlings. Het eerste algemene gedeelte in het boek over Kamp Rees heeft veel impact op mij gemaakt. Het tweede gedeelte, de persoonlijke verhalen, hebben nog meer impact op mij gemaakt. Vandaag de dag kunnen wij ons nauwelijks tot niet voorstellen hoe het is om in een dwangarbeiderskamp te zitten en te moeten werken. Of laat staan om in de tijd van de Tweede Wereldoorlog te leven.

Wat we nu zien in Oekraïne en in de Gazastrook is al erg genoeg. Tijdens het lezen van de persoonlijke verhalen, maakte vooral het verhaal van de vader van Arend Jan, Arend Jan Disberg, grote indruk.

Nadat ik wist wat Kamp Rees was en wat voor verschrikkelijke dingen zich daar hadden afgespeeld, ging ik verder op onderzoek uit. Zo ben ik onder andere in het Anne Frank en het vrijheidsmuseum geweest. Om me op die manier nog meer te verdiepen in alles rondom de Tweede Wereldoorlog. Bij deze bezoeken heb ik een nog duidelijker beeld gekregen over hoe het leven er tijdens de Tweede Wereldoorlog aan toe ging. Tevens ben ik op onderzoek uit gegaan naar de manier waarop de verhalen op dit moment overgebracht worden op de volgende generaties. Hierbij heb ik verschillende mogelijkheden gezien en meegenomen in mijn vervolgonderzoek. Denk hierbij aan het verfilmen van het verhaal, of door op een interactieve manier het verhaal over te brengen.


Naast al het uitgevoerde onderzoek, heb ik een online enquête opgesteld voor de doelgroep jongeren tussen de 12 en 25 jaar. Deze enquête was online en compleet annoniem in te vullen. De vragen in de enquête zijn samengesteld door middel van het uitgevoerde literatuur en overige onderzoek. De wens van de opdrachtgever was dat het verhaal op een
interactie manier overgebracht moest worden op de doelgroep. Daarom heb ik verschillende mogelijkheden in de enquête opgenomen, waar de doelgroep uit kon kiezen. In de resultaten is naar voren gekomen dat de doelgroep liever gaat fietsen dan wandelen. De perfecte afstand van de fietsroute is ongeveer 30 kilometer, volgens de respondenten. Tevens zijn
vragen gesteld over de kernbegrippen beleving en storytelling. Het is namelijk van belang hoe het verhaal overgebracht wordt op de doelgroep. Hierbij is het belangrijk om te luisteren naar de doelgroep. Zo kwam vaak naar voren dat de doelgroep het liefst het verhaal hoort door middel van audiofragmenten gedurende de fietsroute.

Aan de hand van alle verzamelde gegevens, heb ik zelf een fietsroute samengesteld. Deze begint en eindigd bij Stichting de Moezeköttel (Aangeven waar dit is op de route). Deze route is ongeveer 32 kilometer lang, en passeerd de landgrens met Duitsland. Zelf heb ik de route samengesteld en gefietst, toen samen met Vincent naar de route gekeken en de route hier en daar wat aangepast, tot het uiteindelijke resultaat. Deze route heb daarna nogmaals gefietst, om te checken of de route compleet was.

De fietsroute gaat onder andere langs het monument in Rees, waar toen Kamp Rees heeft gestaan, en langs het momument bij de kerk in Bienen. Tijdens de route zijn 12 locaties gekozen, waar het verhaal van Arend Jan
Disberg verteld wordt. Het verhaal is opgesplitst in 12 kortere stukken, zodat de stukken niet te lang duren.

Graag wil ik een klein stukje uit een van de audiofragmenten met jullie delen.
Dit audiofragment gaat over Arend Jan en Theo, ze hebben ellkaar ontmoet in Kamp Rees en hebben samen opgetrokken in het kamp.


“Theo en ik zeiden niks, keken elkaar aan en wisten dat DIT onze kans was. Het was nu of nooit! We gingen voor onze kans, onze weg naar vrijheid. We gooiden onze pannetjes en ballast van ons af en gingen rennen, weg van het lawaai. Ik dacht niet na, ik koos voor mijn eigen vrijheid, net als Theo. We hadden tijdens het werken overdag goed rondgekeken, zodat we wisten welke kant we op moesten. We staken een kerkhof over, ging door een
weiland en over een maisveld heen. Op naar de grens, op naar Nederland! Steeds als wij iets hoorden lagen we plat op onze buik. Zo zijn we in een sloot gesprongen, in een koeienvlaai gevallen of hebben we ons verscholen achter struikgewas. Dit was onze ontsnapping, op naar ’s-Heerenberg!”


Mijn onderzoek is geeindigd bij de ontworpen fietsroute en de daarbij behorend audiofragmenten. Op dit moment is er een studentengroep van Hogeschool Saxion, een Smart Solutions groep, bezig met het verder vormgeven van deze fietsroute. Deze groep bestaat uit verschillende studenten van verschillende opleidingen die samen hun kwaliteiten
bundelen voor een zo goed mogelijk resultaat. Graag licht ik toe waar deze studentengroep zich meebezig houd gedurende hun project:
Dit vervolg onderzoek heeft als uitdaging om een innovatief product te creëren voor de doelgroep. Dit willen ze doen doormiddel van het verhaal van Kamp Rees te laten beleven op een meeslepende wijze. Hierbij richten ze zich voornamelijk op middelbare scholieren (mavo/havo/vwo) en basisschoolleerlingen van de groepen 7 en 8, uit de omgeving Megchelen. Deze scholieren spelen namelijk een cruciale rol bij het behouden en doorgeven van herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Het concept wat deze studenten hebben bedacht, omvat het verbeteren van het bestaande lesprogramma van de Moezeköttel. Het doel hierbij is het in leven houden van de herinneringen en impact van de Tweede
Wereldoorlog, en specifiek van Kamp Rees. Dit aangepaste lesprogramma wordt ontworpen om scholen in de omgeving van Megchelen aan te moedigen en daadwerkelijk te gebruiken.
Ik ben heel erg benieuwd wat deze studentengroep zal inleveren als eindproduct, en hopelijk wordt het gebruikt op de scholen en natuurlijk dat het verhaal van Kamp Rees niet verloren gaat.


Bedankt voor jullie tijd.

Na Quincy Bobbink werd het woord overgedragen aan de burgemeester van de Stadt Rees, zijn de heer Sebastian Hense.

Meneer Hense droeg onderstaande toespraak voor.

Sehr geehrter Herr Heerts (Bürgermeister Apeldoorn),
Sehr geehrter Herr Disberg,
liebe Frau de Jonge, liebe Schülerinnen und Schüler der Montessori-Schule Passe- Partout, meine sehr geehrten Damen und Herren, beste Mensen,

heute versammeln wir uns hier, um an ein tragisches Kapitel unserer deutschen Geschichte zu erinnern – die Razzia am 2. Dezember während des Zweiten Weltkriegs. An diesem Tag vor 79 Jahren wurden unschuldige Menschen in den Wirren des Krieges aus ihren Häusern gerissen, ihre Familien wurden zerstört und zerrissen und das Leben veränderte sich zum Schlechten – auf einen Schlag und oftmals für immer.
Die Ereignisse von Apeldoorn und anderen Städten in den Niederlanden sind schmerzhafte Grausamkeiten des Krieges. Am 2. Dezember 1944 durchkämmten deutsche Besatzer die niederländischen Gemeinden in einer Razzia, die nichts als Zerstörung und Leid brachte.

Männer wurden aus ihren Häusern gerissen, Frauen wurden inhaftiert, und diejenigen, die deportiert wurden, sahen ihre Heimat oft nie wieder. Wir gedenken heute gemeinsam der niederländischen Opfer, die hier auf dem Marktplatz in Apeldoorn zusammengetrieben und später in deutschen
Zwangsarbeiterlagern schreckliche Zeiten durchleben mussten.
Von den 11.000 Männern wurden 4.500 deportiert. 850 von ihnen wurden in Zwangsarbeiterlagern in Rees und Umgebung gebracht.


Diese Gedenkveranstaltung heute, meine Damen und Herren, ist eine Reflexion über vergangenes Leid. Sie ist aber auch dazu da, unseren Blick auf die aktuellen Entwicklungen in Deutschland, den Niederlanden, Europa und der ganzen Welt zu richten. Die Veranstaltung ist eine Erinnerung daran, dass wir die Verantwortung haben, solche Ereignisse niemals wieder
geschehen zu lassen. Es liegt an uns, diese Erinnerung am Leben zu erhalten, nicht nur aus historischem Respekt, sondern auch als Verpflichtung gegenüber zukünftigen Generationen.

Wenn wir uns heute versammeln, denken wir an diejenigen, die gelitten haben, an die, die ihre Lieben verloren haben, und an diejenigen, die trotz allem überlebt und Widerstand geleistet haben. Möge ihre Tapferkeit uns inspirieren, für Frieden, Freiheit und Gerechtigkeit einzutreten. Lasst uns gemeinsam sicherstellen, dass ihre Opfer nicht vergebens waren, und dass
wir die Lehren aus der Geschichte nicht vergessen.

Meine Damen und Herren,

ich danke Ihnen sehr, dass ich heute die Gelegenheit habe, erstmals als Bürgermeister der Stadt Rees zu Ihnen nach Apeldoorn zu kommen und somit die Tradition des gemeinsamen Gedenkens fortführen kann.
Als ich bei der Gedenkveranstaltung am 9. November in Rees gefragt wurde, ob auch ich hier in Apeldoorn einige Worte an Sie richten würde, habe ich sofort zugesagt. Ich empfinde das als große Ehre und auch als große Wertschätzung gegenüber den Reeserinnen und Reesern, die mit unseren niederländischen Freunden schon viele Jahre den gemeinsamen Weg der Versöhnung und Freundschaft gegangen sind.

Die Verleihung des Erepenning der Gemeente Apeldoorn für das „neue Rees“ war dabei im Jahr 2018 ganz ohne Zweifel der vorläufige Höhepunkt dieser inzwischen außergewöhnlich guten niederländisch – deutschen Beziehung.

Mit einem Blick auf die Kriege, Krisen und Konflikte in der Welt und auch in Europa wünsche ich mir sehr, dass es auch anderen Ländern, anderen Nationen und bislang befeindeten Bevölkerungsgruppen schnell gelingen wird, zunächst Frieden u schließen, sich dann zu versöhnen und schließlich vielleicht sogar Freunden zu werden.


Openheid, vrede en vriendschap – Offenheit, Frieden und Freundschaft das wünsche ich uns weiterhin und das wünsche ich auch den Ukrainern und Russen oder den Menschen muslimischen und jüdischen Glaubens, die sich in diesen Tagen immer mehr auseinander zu dividieren scheinen.

Mögen wir uns ohne Klischees, Vorurteilen und

Verschwörungstheorien einander begegnen und mögen wir einstehen für ein friedliches Zusammenleben in Europa und der Welt.

Hartelijk dank!

==============================================================

Geachte heer Heerts (burgemeester van Apeldoorn),
Geachte heer Disberg,
Geachte mevrouw de Jonge, beste leerlingen van de Montessorischool Passe-Partout, dames en heren, beste mensen.

Vandaag komen we hier samen om een ??tragisch hoofdstuk te herdenken en om onze Duitse geschiedenis te herinneren - de inval op 2 December 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op deze dag 79 geleden zaten onschuldige mensen gevangen in de chaos van de Tweede Wereldoorlog. Mensen werden uit hun werden uit hun huizen gegehaald en families werden verscheurd en het leven veranderde ineens in het allerslechtste en vaak voor altijd. De gebeurtenissen in Apeldoorn en andere steden in de Nederland zijn pijnlijke oorlogsgruwelen. In december 1944 pleegde de Duitse bezetter razzia's en braxchten de vele dorpen in een repressie die niets dan vernietiging en vreselijk lijden bracht.
Mannen werden uit hun huizen gerukt, ook vrouwen werden
gevangengezet, en degenen die werden gedeporteerd zagen hun
thuis vaak niet meer terug. Wij herdenken deze gebeurtenis vandaag samen met nabestaanden van Nederlandse slachtoffers die hier op het Marktplein in Apeldoorn en later in het Duitse Dwangarbeidskampen verschrikkelijke tijden hebben meegemaakt.
Van de 11.000 mannen werden er 4.500 gedeporteerd. 850 daarvan
werden naar dwangarbeidskampen in Rees en omgeving gestuurd
gebracht.

Deze herdenkingsgebeurtenis vandaag, dames en heren, is een reflectie op het lijden uit het verleden. Maar dat is zij ook om onze visie op de huidige ontwikkelingen te geven Duitsland, Nederland, Europa en de hele wereld oordelen. De gebeurtenis herinnert daaraan dat Wij de verantwoordelijkheid hebben om dergelijke gebeurtenissen nooit meer te laten gebeuren. Het is aan ons om dit te onthouden en om het leven te behouden, niet alleen uit historisch respect, maar... ook als een engagement voor toekomstige generaties.

Laten we, terwijl we vandaag bijeenkomen, degenen gedenken die hebben geleden, voor degenen die hun dierbaren verloren en voor degenen die ondanks alles overleefden en zich hebben verzet. 
Moge hun moed ons inspireren voor vrede, om vrijheid en rechtvaardigheid te bepleiten. Laten we samen ervoor zorgen dat hun offers niet tevergeefs waren, en laten we de lessen van de geschiedenis niet vergeten.

Dames en Heren,
Hartelijk dank dat u mij vandaag de kans heeft gegeven voor het eerst als burgemeester van de stad Rees naar Apeldoorn te mogen komen en dat daarmee de traditie van gemeenschappelijke herdenking kan blijven doorgaan. Toen ik op 9 november bij het herdenkingsevenement in Rees werd gevraagd of ik ook hier in Apeldoorn een paar woorden zou willen zeggen stemde ik er onmiddellijk mee in. Ik voel dat als een grote eer en ook als een grote waardering. De mensen van Rees die bij ons werken en de Nederlandse vrienden bewandelen al jaren het gemeenschappelijke pad van verzoening en vriendschap.

De uitreiking van de Erepenning van de Gemeente Apeldoorn voor het z.g.n. ‘nieuwe Rees’ was ongetwijfeld in 2018 was voorlopig het hoogtepunt van deze nu uitzonderlijk goed Nederlands - Duitse relatie.

Met een huidige blik op de oorlogen, crises en conflicten in de wereld hoop ik echt echt dat dit ook in Europa gebeurt tussen de andere landen, andere naties en voorheen vijanden en dat die bevolkingsgroepen snel vrede zullen bereiken en zullen sluiten, om zich met elkaar te kunnen verzoenen en uiteindelijk misschien worden ze zelfs vrienden.
Openheid, vrede en vriendschap - Openheid, Vrede en
Vriendschap is dat wat ik wens en ik wens dat we doorgaan,
dat geldt ook voor de Oekraïners en de Russen of tussen volkeren die Islamitische en Joodse religies hebben.
Heden ten dage lijken ze steeds meer van elkaar gescheiden te raken.
Mogen we vrij zijn van clichés en vooroordelen en we komen complottheorieën tegen.
Laten we vreedzaam met elkaar gaan samenleven en laten we hopen dat dit voor iedereen op de Wereld gaat gelden.

Hartelijk dank.

------------------------



Na de burgemeester van de Stadt Rees was het woord aan Wilma Assink, zij vertelde een verhaal over haar vader die in Kamp Rees had gezeten, samen met zijn neef.


Helaas kan ik hier geen foto van laten zien want er staan 3 kinderen bij op.


Verhaal Wilma Assink.

 Het is zaterdag 2 december 1944.
 Mijn vader, Johan van Essen, Schrikt wakker door
 geschreeuw en gebonk op deuren en luiken van zijn huis aan
 de Schupperijweg in Wenum. Het is nog geen zeven uur.
 Twee mannen van de Duitse weermacht stormen binnen met
 geweren en bulderen dat de mannen boven de 17 jaar mee
 moeten komen.
 Johan is 18 jaar en moet dus mee, samen met zijn vader. De
 twee oudste broers zijn al te werk gesteld. De drie andere
 kinderen zijn nog te jong. Ze kleden zich dik aan. Winterjas,
 borstrok, dikke broek, hoge schoenen. In de plunjezak brood
 voor een dag, tabak, deken, overall, een etenspannetje en
 een vork en lepel.
 Dan de weg op. Overal staan mannen klaar voor hun huizen.
 In een rij gaan ze richting zwolseweg. Het is een koude frisse
 dag. Steeds meer mannen sluiten aan. Onder strenge
 bewaking lopen ze via de Regentesselaan naar de school aan
 de stationsstraat, hoek Kanaalstraat. Hier worden ze als vee
 het schoolplein op gejaagd. De persoonsbewijzen moeten in
 geleverd worden. Een paar mannen worden doodgeschoten
 om ze angst aan te jagen. Die worden aan de kant van de weg
 gelegd.
 Op het schoolplein komen ze oom Teunis en neef Teun tegen.
 Ze blijven bij elkaar. Het begon al schemerig te worden toen
 ze in groepen naar het treinstation gingen. De eerste trein is
 vol en vertrekt. De tweede trein heeft goederenwagons en
 wagons met coupés. Snel stappen ze in een coupe. De trein is
 overvol. Johan gaat in het bagagenet liggen. Dan vertrekt de
 trein. Er waren veel Tommy’s (Britse gevechtsvliegtuigen) in
 de lucht. De trein staat vaak stil op perrons en plekken waar
 de trein onzichtbaar is. Tommy’s schoten op treinen omdat ze
 dachten dat er munitie in zat van de Duitsers. Als de trein
 uren stilstond schoten de Duitsers af en toe langs de trein,
 zodat er niemand naar buiten durfde. Na drie dagen werd er
 gestopt in Zevenaar. Hier de trein uit. Honderden mannen op
 het perron en erg veel Duitse bewaking.
 Er worden groepen ingedeeld naar leeftijd. Mannen boven de
 veertig jaar apart. Johan en zijn neef Teun blijven bij elkaar.
 Hier nemen ze afscheid van hun vaders. En gaan te voet op
 weg. Ze komen door Emmerich, wat net gebombardeerd is. Er
 staat alleen nog een toren overeind. De rest in vuur en vlam,
 overal puin.
 Om half elf in de avond, ze hebben dan zo’n 40 kilometer
 gelopen, komen ze in Rees aan bij lange loodsen waar
 dakpannen worden gedroogd. De loodsen bestaan uit een
 afdak op palen met een betonnen vloer. Johan en Teun gaan
 in het midden zitten van een loods en brengen zo de nacht
 door met ongeveer nog 780 mannen.
 De volgende morgen is het een witte wereld en het vriest. Er
 komen boeren uit de omtrek met paarden en wagens vol met
 vrachten stro. Johan en Teun helpen om het stro te verdelen
 over de betonnen vloer. Anderen repareren het pannendak.
 Savonds eindelijk wat te eten. Drie dagen zonder eten dan
 lust je wel wat. Er was soep uit grote regen tonnen . Bestond
 hoofdzakelijk uit wat aardappelen en koolbladeren, maar het
 was warm. Ook twee sneetjes brood. Die eigenlijk voor de
 volgende morgen bedoeld zijn. Samen wikkelden ze zich in de
 deken om te slapen op de grond bedekt met stro. Kleren en
 schoenen deden ze niet uit, te koud.
 Heel vroeg werden ze wakker gebruld. Een vrachtwagen met
 schoppen stond klaar. Er werden groepen van 50 man
 gemaakt. Johan en Teun behoren tot groep 25. Hun namen
 worden op een lijst gezet. Ze krijgen een penning. Een
 penning met een nummer. Iedereen pakte een schop en
 marcheerde met zijn groep weg. Een grupenfuhre voorop en
 een er achter aan, met geweer inde aanslag. Na ongeveer 45
 minuten lopen, midden in de weilanden moeten er
 loopgraven en tankwallen komen. De hele dag door graven,
 geen pauze, geen eten. Als je niet werkte werd er in de lucht
 geschoten of je kreeg met de knuppel. Johan en Teun
 werkten wel. Zo bleef je warm. Om een uur of vier weer terug
 naar het kamp onder bewaking. Penning laten zien voor Soep,
 twee sneetjes brood en dan proberen te slapen.
 Al snel kwam er veel ongedierte, luizen,luizen en luizen.
 Handen vol. Het stro werd niet ververst. Ook het water uit de
 paar pompen was niet meer te drinken. En de latrines ( dat
 zijn gleuven in de grond ) die dienen als toilet raakten
 overvol. Zo werden er veel mannen ziek en overleden. Hard
 werken de hele dag in de kou en weinig eten dan verzwak je
 al snel. Soms hadden Johan en Teun geluk en kregen ze
 stiekem van de burgers wat te eten. Dit was voor de burgerij
 van Rees erg gevaarlijk om te doen. Zij werden hiervoor
 zwaar gestraft als het gezien werd.
 Door het werken met de voet op de schop, het natte weer en
 de blubber zijn de schoenen van Johan totaal verrot. Ook van
 zijn kleding is niet veel meer over. Van de lange broekspijpen
 van zijn overall maakt hij onderin knopen waar op hij dan kan
 lopen.
 Op een gegeven moment gebeurde het toch waar Johan zo
 bang voor was. Hij kreeg bloed diarree. En hij had het al
 zoveel om zich heen gezien. Als je bloed diarree had was je na
 drie dagen dood. Samen overleggen ze, wat nu. Vluchten is
 het enige wat Johan wil. Ze besluiten het te doen en maken
 een plan.
 Volgende morgen. Groep 25 was compleet en vertrok. Johan
 en Teun zorgden dat ze helemaal achteraan de groep liepen.
 Ze moesten aan sluiten van de gruppenfuhre en kregen een
 klap van de kolf van het geweer. Verder gingen ze met de
 groep op de tankwallen aan. De eerste bocht hadden ze
 gehad. De tweede bocht naderde. Daar waren ze uit het
 gezichtsveld van de groep achter hun. Op dat moment was
 het doen of niet doen. Johan sprong in de sloot. Teun sprong
 hem na. Het was een diepe sloot, gelijk met de weg vol
 sneeuw. Vlug maakten ze een gat in de sneeuw en kropen
 erin. Gooiden sneeuw boven hun en bleven toen doodstil
 liggen. De ene na de andere groep kwam langs. Als de
 sneeuw iets smolt kropen ze verder. Doodstil in angstige
 spanning gewacht tot de laatste groep voorbij was. Uit de
 sloot en als enige doel. Hoe komen wij het snelst bij de grens.
 Het lopen ging niet zo vlug. Ze waren voorzichtig. Het werd
 wat schemerig nu konden ze beter doorlopen. Via een
 kerkhof kwamen ze op een gegeven moment bij hele grote
 rollen prikkeldraad, zover ze konden kijken. De grens. Daar
 was geen doorkomen aan. Ook te gevaarlijk. Het was allemaal
 open veld. Toch de prikkeldraadversperring gevolgd. Al zoveel
 kilometers gelopen. Ze moesten rusten. Konden niet meer.
 Even verderop zagen ze een boerderij met er naast een
 hooiberg. Hier stond een ladder tegen aan. Snel de ladder op
 en van uitputting sliepen ze gauw in.
 Johan en Teun werden wakker door een stem die zei. Kom
 maar naar beneden. Het is goed. Vol angst de trap van de
 hooiberg af en met de man mee de keuken in. Hij deed de
 kastdeur open en zei, in gebrekkig Nederlands, eet en drink
 maar zoveel je wilt. Hij vroeg ons, jullie willen de grens over?
 Ja was het antwoord. Luister goed. Het gaat een beetje
 regenen en dat is gunstig. De wacht gaat dan meestal
 schuilen. Mijn vrouw gaat voorruit op de fiets en ze heeft een
 rode zakdoek bij zich. Als ze daar mee gaat zwaaien is het
 veilig. Er waren aan weerszijden smalle openingen gemaakt in
 het prikkeldraad, hier kon net een fiets door. Wij stonden
 klaar met de boer. Nu, snel lopen. Ze zwaait met haar rode
 zakdoek. Bedankt zeiden we zacht tegen haar. En zo stonden
 we opeens op Nederlands grondgebied.
 De Duitse man had ons gezegd meld je bij de eerste boerderij
 aan de rechter kant en vraag daar om schoenen. Dit gedaan,
 we kregen steeds meer moed. Ook bij deze boer kregen we te
 eten. Al verdroegen onze magen het niet zo goed. En hij had
 hoge schoenen. Veel te groot. Maar dat hinderde niet. Het
 liep weer normaal. Jullie moeten nu verder. Praat met
 niemand het is gevaarlijk voor jullie en voor ons. Volg de weg
 tot een kruispunt. Hier staat een schoolgebouw. Daar moeten
 jullie je melden.
 Angstig vonden we het schoolgebouw en gingen hierbinnen.
 Tot onze verbazing zagen wij nog ongeveer twaalf mannen. Er
 werd weinig gepraat de spanning was te groot. Om een uur of
 zeven kwam er een man binnen, die zei, ik vertel het maar
 een keer. Om Vier uur vannacht vertrekken we. Doe precies
 wat de man van de ondergrondse zegt. We brengen jullie
 buiten de gevaren zone. Jullie lopen achter de man aan met
 tussenruimtes. Wijk niet af. Ook al gaat hij door een sloot. Let
 goed op zijn sein om te stoppen als er gevaar dreigt. Zoek nu
 een plek om te slapen.
 Van slapen kwam niet veel. Om vier stonden we klaar en
 vertrokken. We liepen door weilanden. Langs boerderijen en
 door diepe sloten om niet gezien te worden. Op een
 kruispunt stond een man met een kruiwagen, die een sein
 gaf. Het was veilig. Doorlopen. Op eens hoorden we een fluit.
 Onraad. Wij liepen langs een sloot. Allemaal er plat in en niet
 verroeren. Na een poos drie fluit signalen en verder. Zo zijn
 Johan en Teun door diverse mensen verder geholpen. Een
 oude vrouw met stro die vrolijk neuriede, een man op een
 bakkersfiets die fluite. Allemaal signalen van het is veilig.
 Tegen negen uur waren wij buiten de gevaren zone. Hier
 gingen we twee aan twee met tussenposen uit elkaar.
 Johan en Teun volgden zo, n anderhalf uur een verharde weg.
 Er kwam een man naast hun fietsen. Hij wees een huis aan en
 zei, ga daar naar toe. Was deze man te vertrouwen? Toch
 naar het huis gegaan. Ook hier kregen we te eten. Na het
 eten nam hij ons mee naar de stallen. Hier was een vrouw, al
 druk bezig was met twee grote wasteilen vol warm water. Ze
 heeft ons gewassen en kaal geschoren. Ook heeft ze met een
 pincet de luizen uit ons lijf verwijderd. Ze kruipen iets onder
 je huid, net als teken. We kregen schone kleren aan. Het
 waren erg hartelijke mensen waar we onze verhalen van het
 kamp rees verteld hebben. De avond veilig in het hooi
 geslapen.
 De volgende morgen op weg richting Zutphen. Niet met
 anderen praten was ons gezegd. Jullie worden aangesproken.
 Er kwam een man naast ons fietsen. Komen jullie uit
 Duitsland lopen? We waagden het erop en vertelden waar we
 vandaan kwamen. Hij fietste met ons mee naar een school.
 Ga daar maar via de hoofdingang naar binnen. Ze helpen
 jullie daar weer verder.
 Hier waren nog meer burgers uit Zutphen. Een formulier
 moest er ingevuld worden, zodat wij ook met de trein mee
 mochten. Op het terreinstation werden we in een rij gezet en
 moesten we ons ingevulde formulier voor ons houden. Na
 goedkeuring van de Duitsers mochten we de trein. Wat een
 opluchting was dat.
 Toen de trein Apeldoorn naderde zijn wij voor het station de
 trein uitgesprongen. Het was vroeg in de ochtend. Wij waren
 eruit en gingen naar HUIS.
 Dit stuk van mijn vaders leven was mij totaal onbekend. Tot
 mijn vader het wilde opschrijven voor zijn 75 ste verjaardag.
 Mijn vader schrijft in zijn voorwoord:
 Al jaren heb ik het op willen schrijven. Steeds kwam het weer
 terug. Maar het is zo moeilijk alles weer alleen te moeten
 beleven. Het alleen op te schrijven. Totdat er iemand op mijn
 weg kwam. Die zei, vertel het nou maar. We zetten het
 samen op papier. Nu heb ik eindelijk kunnen verwoorden wat
 ik mee maakte als een jongen van 18 jaar. Zoveel lange jaren
 heb ik deze beelden steeds opnieuw beleefd. Het geeft mij nu
 een bevrijd gevoel. Opluchting. Een last is weg. Alles heeft
 een plekje gekregen.
 Na dat alles op papier stond zijn we samen naar Rees gegaan.
 We konden de plek waar het kamp geweest moest zijn niet
 terugvinden. Zijn daarom naar het archief van Rees gegaan.
 Daar ontmoeten we Tina Oostendorp die ons vertelde dat er
 een monument is. Toen mijn vader las wat er op het
 monument stond was hij diep ontroerd. Op Duitse grond
 werden de Nederlandse dwangarbeiders herdacht.
 Mijn vader is overleden op 21 april 2019. Ik ben hem nog
 altijd dankbaar voor zijn vertrouwen om dit samen te
 herbeleven.
 Zijn hele verhaal wil ik graag overhandigen aan Burgemeester
 Heerts en aan Burgemeester Hense, Uiteraard in het Duits
 vertaald.
 De dochter van Teun is ook aanwezig. Ze zit daar links voor aan.



Nadat Wilma Assink klaar was met haar indrukwekkende verhaal werd overgegaan naar de bloemlegging.

Tijdens de bloemlegging werden we ondersteund door 4 leden van de KMAR.

We hadden u graag noge vele andere foto’s willen laten zien, denk daarbij aan de drie kinderen die een mooi gedicht voordroegen en/of groep 8 die het schitterende lied “het is stil in mij ” zongen.

Maar dit was onmogelijk vanwege het feit dat er geen kinderen op mochten staan.

Zoals reeds medegedeeld werden de bloemen later buiten bij het monument “de dwangarbeider” neergelegd.