Tijdens de herdenking op 30-11- 2018 te Apeldoorn, sprak burgemeester J.Berends over de heer en mevrouw Meeboer. Hij was daar voor de herdenking heen gegaan omdat dit echtpaar 65 jaar met elkaar getrouwd waren. Terwijl hij daar zat gaf de heer A.Meeboer aan hem aan dat hij vele zaken had meegemaakt. Zo had hij o.a. ook in kamp Rees gezeten. De burgemeester gaf aan mij ( A.J.Disberg ) aan dat ik daar maar eens heen moest.

Zo gezegd zo gedaan. Op 15-12-2018 heb ik het genoegen gehad om met de heer Antoon Meeboer, geboren op 22-10-1927 te Apeldoorn, te mogen praten.

A. Meboer

A. Meeboer

 

 

 

 

 

In 1944 woonde ik samen met mijn ouders en vier broers aan de Plantageweg 5 in Wenum Wiesel. Dat is op de hoek met de Schupperijweg.

Plattegrond

Plattegrond

Mijn vader is geboren op 01 oktober 1899 in Putten, zijn naam was Renger Meeboer. Hij werkte in de oorlog in de tuinen van Paleis het Loo. Later had hij een eigen hoveniersbedrijf.

Mijn moeder was geboren op 21 maart 1905 in Apeldoorn. Haar meisjesnaam was Gerarda Hendrika van Beek. Mijn ouders hadden 5 zonen.

Mijn oudste broer Jan werd geboren op 07-03-1925,  ik ben zelf geboren op 22-10-1927, mijn broer Renger werd geboren op 22-02-1930 , mijn broer Johan werd geboren op 06-05-1937 en mijn jongste broer Peter, werd geboren op 21-02-1946.  Hij is dus na de oorlog geboren.

 

In het jaar 1944 hebben er in de gemeente Apeldoorn 2 grote razzia’s plaatsgevonden.

De eerste was op 02 oktober 1944. Mijn vader moest zich toen melden op de hoek van de Zwolseweg en de oude Zwolseweg. Hij was daar samen met Ab Veenendaal. Die woonde toen aan de Zwolseweg 290. Hij had een cafe annex slijterij.

suikerzakje

suikerzakje

Toen mijn vader en Ab zich melden, werden ze aangesproken door een oude Duitse militair. Die gaf aan dat ze maar snel moesten maken dat ze wegkwamen. Als ze dat niet deden dan zouden ze worden afgevoerd naar de Markt in Apeldoorn. Mijn vader en Ab luisterden goed en maakten dat ze wegkwamen en gingen meteen weer terug naar huis.

 

De tweede razzia vond plaats op 02 december 1944.

Duitse militairen kwam huis aan huis. Ze waren op zoek naar mannen tussen de 17 en 55 jaar oud. Ik weet nog goed dat een Duitse soldaat op onze achterdeur klopte. Dat was denk ik tegen 08.30 uur in de ochtend. Mijn moeder deed de deur open en gaf aan dat haar man ziek op bed lag. Mijn vader had een besmettelijke ziekte. De Duitse soldaat vroeg of er nog meer mannen in huis waren.  Ze wisten dat er 3 personen tussen de 17 en 55 jaar in ons huis waren. Hij zag mijn broer Jan en mij. Hij gaf aan dat we ons klaar moesten maken. We mochten wat te eten meenemen. Ik trok mijn winterjas aan en ging samen met Jan naar buiten. De soldaat had aangegeven dat we mee moesten naar de Markt. We zouden verdedigingswerken moeten maken.  Op straat stond een Duitser met zijn fiets aan de hand te wachten. Vervolgens gingen we onder begeleiding van de Duitsers in de richting van de Zwolseweg. Ik zag dat o.a  J. Wools van de Schupperijweg 7 en  H. Kronmöller, uit de Plantageweg 8, ook waren opgepakt.

Mijn ouders hadden ten tijde van de tweede razzia ook nog een gezin in huis. Zij waren evacuees. Dat was de familie Voois. Die bestond uit een man, vrouw en 3 kinderen. De man was tussen de 35 en 40 jaar oud. De Duitsers wisten hier niets vanaf.  De heer W. Voois werd ook uit ons huis gehaald en moest ook mee naar de Markt.

In onze groep die op weg was naar de Markt zaten ook B.Thijssen van de Schupperijweg 45 en J. Jurriens van de Schupperijweg 3, de twee jongens van de familie van Essen, zijnde Teunis en Johan uit de Schupperijweg 36 en H. Klein Leugenmors uit de Zwolseweg 310. Deze laatste had een bakkerij aan huis aan de Zwolseweg.

Onderweg werden we o.a. bewaakt door meerdere Duitse soldaten, waaronder een op de fiets.

We liepen van de Plantageweg naar de Zwolseweg. Op de hoek van de Zwolseweg met de Plantageweg bestond onze groep uit zo’n 30 man.  Mannen uit de Fluitersweg en Wieselseweg sloten zich bij onze groep aan.

Tegen een uur of 10 kwamen we bij de Markt aan. Deze stond helemaal vol met mannen en jongemannen. De markt werd rondom bewaakt door Duitse militairen.  Ik zag in de loop van de dag vrouwen naar de Markt komen en die gaven hun zonen of mannen wat brood en drinken. Ik had dat al van huis meegekregen. Ik had extra wollen sokken bij me. Ik droeg schoenen en een dikke winterjas. Daar was ik achteraf heel blij mee, want de winter in 1944 was heel streng. De gemiddelde temperatuur was toen ongeveer 14 graden onder nul. Er was geen ontsnappen aan op het Marktplein. Iemand heeft dat geprobeerd en is toen door Duitse militairen doodgeschoten.

Tegen 14.00 uur moest onze groep naar de school op de hoek van de Stationsstraat. Dat was school nummer 12. We werden op het schoolplein neergezet. Ook hier was er geen ontsnappen aan. Ik stond steeds bij mijn broer Jan en meneer Voois.  Volgens mij was de hele groep uit Wenum Wiesel afgevoerd naar dit schoolplein.

School nr 12

School nr 12

Tegen een uur of 4 of 5 in de namiddag werden we afgevoerd naar het NS station. Het kan ook wat later geweest zijn hoor. Op het station stond een trein met daarachter coupes klaar. Het was een oude stoomlocomotief. De coupes waren bestemd voor een man of 12 en we zaten er met zo’n 30 tot 40 man in. Om de beurt kon er iemand even gaan zitten. De coupes hadden maar een ingang. Deze werd bewaakt door militairen.

Dit was de tweede trein. Wij reden tegen een uur of half acht in de avond weg. De eerste trein was ongeveer een half uur tot een uur eerder vertrokken. We wisten niet waar we heen gingen. We gingen volgens mij naar Deventer en vandaaruit naar Enschede en toen Duitsland in. We hebben onderweg lang stil gestaan. Dat was voor onze eigen veiligheid, want de eerste trein was beschoten door Engelse piloten. Na een lange rit kwamen we op 03 december uit in Zevenaar. We werden naar de Turmacfabriek gebracht. Dat was een sigarettenfabriek.  Daar werden we in een soort hal ondergebracht. We sliepen op de grond. Maar het was er droog en warm. Overal lag vloeipapier en shag.  Er lagen zelfs doosjes vol met sigaren en of sigaretten. Iedereen pakte wat mee.

Turmac blik

In de vroege avond van 05 december werd er in de Turmacfabriek een schifting gemaakt tussen de ouderen en de jongeren. Iedereen die 40 jaar of jonger was moest lopend naar Rees.

Gedurende ons verblijf in Zevenaar kregen we niets te eten. We moesten wat we vanuit Apeldoorn mee hadden genomen maar opeten. U begrijpt dat dit een keer op was. Onderweg naar Rees liepen we door het plaatsje Emmerich. Deze plaats was helemaal kapotgeschoten. Echt alles was kapot, met uitzonderring van drie grote schoorstenen. Hoe het kon weet ik niet, maar die drie schoorstenen stonden nog kaarsrecht overeind.

Tegen het nachtelijk uur tussen 05 december 1944 en 06 december 1944 kwamen we in Rees aan.

Op weg naar Rees

Op weg naar Rees

Het was een heel eind lopen van Zevenaar naar Rees. Ik denk wel zo’n 50 kilometer hebben we gelopen. Ik had schoenen aan. Onderweg kreeg ik een enorme blaar aan mijn rechtervoet. Deze liep ik kapot. We konden onderweg niet ontsnappen want er reden diverse Duitsers naast ons. Ik denk dat er honderden mannen werden afgevoerd. Daaronder dus ook de groep uit Wenum Wiesel.

Toen we in Rees aankwamen gingen we in eerste instantie naar het gemeentehuis. Dat was in het centrum van het stadje. Ik weet nog dat we daar in de nacht aankwamen en op de stoep voor het gemeentehuis gingen zitten en moesten wachten op nadere orders.

Uiteindelijk werden we toen het net licht werd, weer in het gelid gezet en moesten we naar een oude dakpannenfabriek.  Ik zag het kamp vanaf de weg liggen. Er lag een spoorlijntje naast. Je liep langs het spoorlijntje het kamp op.

Het kamp bestond uit een aantal loodsen, een ovenpartij ertussen en er stonden op het terrein twee woningen. Ik weet niet precies meer hoeveel schoorstenen de oven had. We werden in een van de loodsen ondergebracht. Als ik moet schatten hoe groot onze loods was, dan denk ik dat hij een meter of 15 breed was en ongeveer 50 meter lang was. Het kan ook allemaal groter zijn geweest. Het dak van onze loods was stuk. Overal zaten er gaten in het dak. De zijkanten waren open geweest, maar die had men met stro geprobeerd te dichten. Op de grond lag een dun laagje stro. Er was geen sanitair. Volgens mij was er een buitenpomp. Er waren geen wc’s. Men had op enkele plekken buiten de loods een gleuf gegraven in de grond. Voor deze gleuf stonden twee palen met daarop een dwarsbalk. Als je je behoefte moest doen dan moest je met je billen op die dwarsbalk gaan zitten en dan liet je achter je , je behoefte in de gleuf vallen. Ik heb diverse keren gezien dat er mensen heel ziek waren en van de dwarsbalk gleden en in de gegraven gleuf vol uitwerpselen vielen.

Kamp Rees

Kamp Rees

Ik werd met mijn broer Jan en meneer Voois ingedeeld in groep 35 of 36. Dat weet ik niet zeker meer. Onze groep bestond uit 40 of 50 personen. Er waren heel veel groepen. Onze groep kreeg een oude Gruppenfuhrer toegewezen. Deze oude Duitser was niet de kwaadste. Dat was iemand anders. Toen wij aankwamen in het kamp werden we opgesteld voor onze loods. Op een oude ton of krat stond een Duitser. Die schreeuwde naar ons en legde de regels uit. Hij gaf aan in welke groepen we terecht kwamen. Ik lette in zijn ogen even niet op en hij sprong van het tonnetje of kistje af en liep naar mij toe. Hij had een soort van stok onder zijn arm. Je weet wel zo’n ding dat je vaak bij hoge militairen ziet.  Ik moest naar voren komen en hij sloeg mij diverse keren met zijn stok. Daarna moest ik weer naar achteren. Zoals al gezegd kwam ik in groep 35 of 36 terecht.

Onze groep moest graafwerkzaamheden uitvoeren. Maar we waren meestal bezig met het snijden en hakken van takken. Deze takken werden gevlochten en gebruikt om de zijkanten van loopgraven te stutten. We moesten deze takken uit de bosjes halen die vlakbij het plaatsje Empel-Rees lagen.

Ik zei al dat onze Gruppenfuhrer niet zo’n hele slechte man was. Als hij bijvoorbeeld zag dat je sterk vermoeid was of zelfs ziek was, dan nam hij je uit de groep. Hij gaf dan aan dat je met hem mee moest. Je ging dan werken bij een boerderij in de buurt van het bosje waar je eerst aan het hakken was. Hij sprak de boer dan aan en die gaf je stiekem wat brood. Soms nam onze  Gruppenfuhrer twee mensen mee naar de boerderij.

Het schiet me ineens te binnen, in onze groep zaten naast mijzelf, mijn broer Jan en meneer Voois, ook Wouter van de Vlag, die woonde in de oorlog aan de Oude Zwolseweg , het nummer weet ik niet.

Onze dag zag er als volgt uit. We lagen zoals ik al zei op de grond. We lagen in drie rijen achter elkaar. Je sliep dus met je hoofd tegen de voeten van de ander aan. Jan sliep tegen de zijwand van de loods aan. Ik lag met mijn hoofd bijna tegen zijn voeten aan. Meneer Voois lag met zijn hoofd tegen mijn voeten aan. Naast meneer Voois bevond zich een looppad van ongeveer 1,5 meter breed. Daarnaast lagen weer drie mannen achter elkaar. De hele vloer van onze loods lag vol met mannen. Als je uitgaat van zeg maar 6 meter aan de ene kant van het looppad en 6 meter aan de andere kant, dan zou dus de loods ongeveer 14 tot 15 meter breed geweest zijn. Op 06 december 1944 werden we dus ondergebracht in onze loods.

Op 07 december werden we voor het eerst wakker gemaakt. We werden die ochtend tegen 07.00 uur wakker geschreeuwd. We moesten ons daarna buiten opstellen. Omstreeks 08.00 uur liepen we het kamp uit. Onze groep werd bewaakt door enkele Duitsers. Onze Gruppenfuhrer was de baas. Bij de uitgang kregen we een pikhouweel of een schop mee. We liepen vervolgens naar de bosjes in de buurt van Empel-Rees. Daar werden we opgesteld bij de spoorrails. Daar kregen wij voor het eerst onze orders. We moesten takken van de bomen en struiken af hakken. Daarna werden die takken verzameld en naar de loopgraven gebracht. Deze loopgraven moesten wij ook maken. Het vroor die winter tussen de 10 en 16 graden onder nul. De bovenlaag van de zware kleigrond was bevroren. Met de pikhouweel sloegen wij de bevroren laag kapot. Daarna kon je met de schop de loopgraven uitgraven.  De zijkanten van de loopgraaf werd gestut met een vlechtwerk van de taken die wij hadden afgehakt. Deze werkzaamheden deden wij elke dag.

kamp-rees-spoorlijn

Na het werken op het land en in de bosjes gingen wij tegen 16.00 uur weer terug naar het kamp. We moesten bij de ingang onze pikhouwelen en onze schoppen inleveren. Ze wisten precies hoeveel schoppen en pikhouwelen wij hadden meegenomen. Het waren z.g.n. Duitse schoppen. Dat zijn schoppen met een rechte steel, dus zonder dwarstukje aan het einde.

Daarna mochten we naar onze opstelplek en moesten we wachten totdat we aan de beurt waren om ons eten te halen. We kregen aan het eind van een dag werken ongeveer een halve liter koolsoep en 2 tot maximaal 3 stukjes brood. Daar moest je het mee doen tot aan de volgende dag. Dus je moest dan weer 24 uur wachten. Tussendoor kregen we geen drinken en geen eten. De soep aten we meteen op. Het brood niet. Dat bewaarden we meestal voor een groot gedeelte tot de volgende dag. Dan hadden we overdag namelijk nog iets. Het valt namelijk niet mee om 24 uur geen eten en drinken te krijgen en tussen door toch in de zware klei te moeten graven.

Ik kan mij herinneren dat wij in onze loods waker werden geschreeuwd door een Duitser die op een fiets door het middenpad reed. Meestal liepen er twee Duitsers door het middenpad. Maar echt waar ik heb gezien dat er een Duitser gewoon op een fiets tussen de mannen doorreed en ons wakker maakten. Je moest snel naar buiten en je op gaan stellen. De Gruppenfuhrer telde zijn mensen. Wie te laat was kreeg aan het eind van de dag klappen. Ik gaf al aan dat het dak van onze loods op vele plekken kapot was. We zijn diverse keren in de ochtend wakker geworden onder een pak sneeuw. Het was een barre winter, het vroor en sneeuwde vaak.

Ontsnappen uit kamp Rees was niet mogelijk. Het kamp werd bewaakt.

Op de 1e en 2e kerstdag hoefden wij niet te werken. De Duitsers vierden toen Kerstfeest. Bij ons in de loods werden er toen af en toe Kerstliedjes gezongen. In onze loods lagen niet alleen mannen uit Apeldoorn, maar ook mannen uit Arnhem. Die waren ook op 02 december 1944 in Apeldoorn opgepakt. Dat waren evacuees uit Arnhem.

In kamp Rees zaten niet alleen mannen die uit Apeldoorn kwamen, maar er zaten ook Hagenezen. Volgens mij zaten er ook mannen uit Haarlem. Ik weet niet of een buitenlanders in zaten.

U vraagt mij hoe ik wist waar ik mij moesten opstellen in de ochtend en of ik een penning heb gehad. Je ging de loods uit en je liep naar de plek die je op de eerste dag aangewezen had gekregen. Ik weet niet meer hoe het kwam dat ik in groep 35 of 36 terecht ben gekomen. Ik weet wel dat wij uit Wenum Wiesel hadden besloten om bij elkaar te blijven en dat wij bij onze oude Gruppenfuhrer gingen staan. Die riep volgens mij in het begin de namen of nummers af en telde met hoeveel mannen wij er stonden. Onze groep werd echter steeds kleiner. Er werden steeds meer mensen ziek. Ik kan me niet meer herinneren dat ik een penning heb gehad. Ik stelde me gewoon samen met Jan en meneer Voois op bij de plek die ons op de eerste dag was aangewezen. In onze loods zaten meerdere groepen.

In het kamp werd veel geslagen. Ik kan mij herinneren dat er iemand uit onze groep of het was een andere groep die voor onze groep liep, aan de kant van de weg een bevroren suikerbiet zag liggen en die pakte. Hij werd gesnapt en moest aan het eind van de dag over een kiepkar / kiplorry gaan liggen. U weet wel een soort van lorrie die men over het spoor liet lopen en waarin steenkool of zand zat. Deze kiepkar was omgedraaid en die jongeman moest er met zijn buik op gaan liggen. Toen gingen er zo’n 4 of 5 Duitsers om hem heen staan en die sloegen de jongen met stokken op zijn rug. Ook heb ik gezien dat er mensen werden doodgeslagen omdat ze niet luisterden of hun werk niet konden doen omdat ze te ziek waren. Ik weet nog veel meer, maar ik kan hier niet goed over praten. Iedereen moest luisteren, want anders kreeg je stokslagen.

Kipkar

Kipkar

Iedereen zat na verloop van tijd helemaal onder de luizen en neten. Je droeg nog steeds je kleren die je aanhad toen je op 02 december 1944 uit huis was gehaald. Wassen kon je er niet.

Als je een verwonding had, dan werd je naar een soort van ziekenzaaltje gebracht. Daar hadden ze geen verband of zo. Daar moest je wachten totdat je werd opgehaald door het Rode Kruis.  Ik gaf al eerder aan dat ik een grote blaar had gekregen toen ik van Zevenaar naar Rees moest lopen. Dit werd een wond en die ging niet dicht. Op een gegeven moment kon ik er zelfs niet meer op staan. Ik werd afgekeurd door Ik werd vervolgens afgevoerd naar het hospitaaltje. Dat was midden januari 1945. Ik heb ongeveer 10 dagen in dat ziekenboegje gelegen.

Toen werd ik opgehaald door mensen van het Rode Kruis en mocht ik mee in een vrachtauto nar Nederland. We reden naar s’ Heerenberg. We reden eerst via Winterswijk en kwamen later in s’ Heerenberg uit. Ik werd ondergebracht in het Sint Bonifatius klooster in s’ Heerenberg.  Daar lagen naast mannen uit Apeldoorn ook mannen uit Den Haag. Ik ben zo’n 3 weken in dat klooster geweest. Ik werd daar verschoond, ontluist en ik kreeg er kleding en eten en drinken. Ik weet nog dat ik daar een schone overall kreeg.  Ook hielpen ze mij met de verwonding aan mijn rechtervoet. Ik kwam daar in de 1e of 2e week van januari 1945 aan en ik ben daar gevlucht in de 1e of 2e week van maart 1945. Ik kwam daar Wim van Amstel tegen. Deze Wim was destijds ondergebracht in een pleeggezin. Hij woonde in bij familie van de Vrugt.  Die woonden aan de Zwolseweg 132. Die had een klompenmakerbedrijf aan huis.

Toen ik naar het hospitaal ging moest ik mijn broer Jan en meneer Vois achterlaten. Ik heb hen tot aan de bevrijding van Apeldoorn niet meer gezien.

In s’ Heerenberg werd er door de nonnen goed voor je gezorgd. Soms was iemand niet meer te redden en overleed hij daar. Iedereen zat onder de luizen en teken. Ik kan mij herinneren dat er iemand uit Den Haag enorm onder de luizen zat. Hij werd bijna opgevreten door die beestjes. Men heeft er een dag of twee overgedaan om deze luizen en neten helemaal weg te halen. Toen dat gebeurd was en dus schoon was, overleed hij.

Toen zowel Wim en ik redelijk waren opgeknapt besloten we om weg te lopen. We waren bang dat als we weer helemaal gezond waren we weer terug naar Duitsland moesten.  We zijn vroeg in de ochtend weggelopen. Dat was in de 1e of 2e week van maart 1945. We zijn in de richting van Doetinchem gelopen. Vandaar uit gingen we in de richting van Doesburg. Onderweg kwamen we een boerderij tegen en daar hebben we aangeklopt. Daar kregen we een paar sneden brood. Daarna zijn we naar Dieren gelopen.

Toen kregen we een probleem. Bij Dieren moesten we de IJssel over. Gelukkig was ook daar een boerderij en daar woonde een boer die we wakker maakten. Hij hielp ons om de IJssel over te steken. Hij bracht ons met een bootje naar de andere kant. Vervolgens zijn we naar het Apeldoornsch kanaal gelopen en langs dat kanaal zijn op weg naar Apeldoorn gegaan. De reis van S’-Heerenberg heeft ons dagen gekost. Ik weet nog dat ik op 02 december 1944 ongeveer 150 pond woog en toen ik thuis kwam woog ik nog maar 94 pond.

Toen ik thuiskwam, zag ik mijn vader. Hij liep naar mij toe en vroeg aan mij “waar kom jij vandaan?”

We waren ontzettend blij dat we elkaar na zo’n lange tijd weer zagen. Ik vertelde hem dat zijn zoon jan en ik in kamp rees hadden gezeten en dat ik omdat ik niet meer kon werken ben afgevoerd naar een hospitaaltje en daar was opgehaald door het Rode Kruis en naar s Heerenberg was gebracht om aan te sterken en verpleegd te worden. Ik vertelde hem dat Ik Jan niet meer had gezien vanaf het moment dat ik in het ziekenzaaltje in Rees lag.

Jan kwam in april 1945 pas weer naar huis. Hij had in Rees hongeroedeem gekregen en was afgevoerd naar Nederland. Hij was in Winterswijk terecht gekomen en werd daar verpleegd.

Op 17 april 1945 werd Apeldoorn bevrijd. Op 18 april 1945 vierden onze buurgenoten feest. Ik ben toen samen met jan naar de Zwolseweg gegaan om naar de optocht en vierende mensen te kijken. Zowel Jan als ik waren kaalgeschoren omdat wij onder de luizen hadden gezeten. De mensen die feest aan het vieren waren, kwamen naar ons toe en scholden ons uit. Zij dachten dat Jan ik NSB-ers waren en daarom een kale kop hadden. Dat deed ons heel veel pijn.

Gelukkig heb ik in de tweede trein gezeten op 02 december 1944. De trein die voor ons vertrok, de 1e trein dus, is onderweg beschoten door geallieerde piloten. Die dachten dat het een militair transport was. Tijdens die beschieting is B. Thijssen uit de Schupperijweg, omgekomen.

Ik wil ook nog even zeggen dat de directeur van de messenfabriek, de AMEFA, meneer Hollaender, eens een pakketje heeft afgegeven in Rees.     Jan en ik kregen dat van hem. Mijn ouders hadden dat aan hem afgegeven. Ik weet nog dat in mijn pakketje wollen sokken en wat te eten zat. Die meneer Hollaender had dat allemaal zelf geregeld.  Dolblij was ik er mee.

 

Opmerking 1 ;

Nadat het verhaal van de heer Meeboer was uitgewerkt, is het ter controle aan hem voorgelegd.  Hij gaf aan dat het in orde was.

Thuis gekomen bedacht Ik ( A.J.Disberg ) dat ik nog een aantal vragen had. Deze zijn vervolgens door Renger Meeboer ( zoon  )  aan Antoon Meeboer voorgelegd.

De antwoorden geven een extra aanvulling op het verhaal.

 

1; Hoe ging de treinreis? Langs welke plaatsen bent u gekomen?

De volgende plaatsen werden aangedaan ; Apeldoorn, Deventer, Enschede en toen Duitsland in en uiteindelijk na rondzwerven in Zevenaar.

2 ; Hoe was de aankomst in Zevenaar. Hoe was de bewaking in Zevenaar?

Iedereen moest de trein uit en vandaar moesten we naar de Turmac fabriek. Bewaking werd uitgevoerd door Duitse militairen, waarschijnlijk van de Wehrmacht.

3 ; Was vluchten mogelijk in Zevenaar?  

Misschien wel mogelijk maar ik weet niet of iemand dat gedaan heeft.

4 ; Hoe was / verliep de bewaking in kamp Rees? ( Waaruit bestond die ? ).

Bewaking werd gedaan door Militairen bij de poort en die liepen ook door het kamp. Verder door ongeuninformeerde Duitsers, die waren herkenbaar aan een band om de arm. 

5 ; Was het kamp afgeschermd?

Er stond geen hek omheen, wel liepen of fietsten militairen rond het kamp.

6 ; Kon je snachts vluchten?

Vluchten zou kunnen, maar je wist niet precies waar je zat en waar je naar toe zou kunnen gaan. Ook was er angst om gepakt te worden en we waren bang voor de represailles.

7 ; Wie was de baas in kamp Rees ? ( Waar herkende je hem aan ? ).

Een Duitse officier (weet geen naam of rang) , hij was herkenbaar aan zijn uniform en omdat hij ’s morgens het appel af nam.

8 ; Wie gaf het eten uit? ( Duitsers / Nederlanders ? )

Van elke groep moesten er na het werken bij terugkomst in het kamp een paar mannen het eten ophalen (gamellen met een waterige soep). De D uitsers gaven het aan de mannen die het in hun groep weer moesten verdelen.

9 ; Op welke plek in het kamp kreeg u te eten? ( pannetje soep, had u zelf een pannetje ).

Midden in het kamp werd het uitgedeeld, we aten uit een pannetje wat we zelf mee genomen hadden.

10 ; Werd er wel eens eten of kleding van elkaar weggenomen in Rees?

Dat zal wel gebeurt zijn, ik heb dat zelf niet gemerkt.

11 ; De mannen werden in ploegen verdeeld en moesten overdag werken. Bleven er ook mensen achter in het kamp? 

De zieken en die niet meer konden bleven in het kamp.

12 ; Welke rol hadden de Haagse politiemannen en brandweermannen?  Bleven die achter? Verdeelden die het eten?

Had ik weinig/geen contact mee, weet ik verder niets van.

13 ; Welke straffen werden er uitgedeeld en waarom kreeg men straf?

Dat heb ik al gezegd. Na bijvoorbeeld, stelen van eten o.i.d. . Dan  kreeg je straf en dat waren meestal stokslagen of met de gummiknuppel.

14 ; Heeft u meegemaakt dat er mensen kwamen te overlijden?

Ja.

15 ; Waardoor zijn die mannen overleden?

De meesten zijn overleden door uitputting, en de honger.

 16 ; Waar gingen de overledenen heen?

Dat weet ik niet, ze werden overdag als wij naar het werk waren weggebracht.

17 ; Waar werden die begraven?

Weet ik niet, waarschijnlijk daar wel in de buurt.

18; Hoe ontving je je post in kamp Rees? (  Waar afhalen, hoe ging het overbrengen van pakketjes en brieven naar Rees en kon je brieven terugsturen? )

Geen post gehad in die tijd, wel een pakketje (schoon ondergoed en sokken) via een bekende die bij een Duitse firma werkte. Dat was meneer Hollaender.

19 ; Wie heeft u afgekeurd in kamp Rees? 

De groepskommandant heeft me naar het hospitaaltje gestuurd.  De Duitse dokter heeft toen gezegd dat ik met mijn gewonde voet niet meer kon werken.

20 ; Waar kwam u terecht? Bleef u op het kamp ?

Ik ben ongeveer 14 dagen in het hospitaaltje buiten het kamp geweest.

21 ; Hoe en waarmee werd u verpleegd in het hospitaaltje in Rees?

Door de dokter en een paar medewerkers werd geprobeerd om met de middelen die er waren te verplegen, de wond te verzorgen.

22 ; Wie lagen er nog meer in dat ziekenzaaltje?

We lagen er met ongeveer 40 man, ik weet geen namen.

23 ; Hoe werd er daar verpleegd? ( was er toezicht ? )

Daar was weinig of geen toezicht van de Duitsers, de zieken die nog enigszins mobiel waren hielpen met verplegen, zoals het uitdelen van eten en drinken etc. 

24 ; Door wie werd u verpleegd? 

Zie 21 en 23

25 ; Was daar verband en medicatie?

Heel beperkt, ik heb b.v. geen pijnstillers gehad.

26 ; Hoe werd u en door wie werd u ontvangen in ‘s Heerenberg?

Door de “Witte Paters” van het klooster.

De eerste opvang was in een grote zaal met stro.  Daar kreeg je een plekje.  Na een paar dagen werd je kaal geschoren en ontluisd en kregen we allemaal een schone overall. Ook kreeg ik een eigen slaapkamertje. Dagelijks werd mijn voet verzorgd en daardoor ging het al weer snel goed en kon ik al snel weer lopen. Door de goede verzorging en beter eten werd mijn conditie al snel weer beter.

27 ; Hoe lang duurde de reis van ‘s  Heerenberg naar Apeldoorn?

We, Wim van Amstel en ik, zijn 2 dagen. Zijn ’s nacht of 4 uur weggelopen, hebben in Dieren bij een boer in de hooiberg geslapen. (Boerderij heidehoeve)

Wim kwam uit Amsterdam maar woonde bij de fam. van de Vrugt (de klompenmaker).

28; Hoe kijkt u nu tegen uw verblijf in kamp Rees aan ?

Als een nare periode waar ik ongewild in terecht gekomen ben, waar ik veel geleerd heb over hoe mensen met elkaar kunnen omgaan.

29; Hoe kijkt u nu tegen de Duitsers aan?

Als heel gewone mensen zoals u en ik. Ik heb geen haat tegen duitsers, ben er later ook gewoon op vakantie geweest.

30 ; Hoe keek u er vroeger naar? ( kort na de oorlog ). 

Omdat alles nog vers was werd er niet echt positief naar Duitsers gekeken, dat ging later beter.

Niet alle Duitsers waren “slecht” er waren er veel die ook geen of weinig keus hadden.

 

 

Opmerking 2 ;

De getoonde foto’s in dit verhaal zijn van de Stichting Dwangarbeiders Apeldoorn 1940-1945