Toespraak t.g.v. de herdenking van de Stichting Dwangarbeiders  27 november 2015


Ik hoor hier niet te staan.

Nee, ik hoor hier niet te staan.

Waarom niet?

Ik heb de tweede wereldoorlog niet meegemaakt. Ik ben na de oorlog geboren. Ik weet wel aardig wat over wat er gebeurd is in WOII, maar ik heb deze oorlog niet meegemaakt, niet beleefd.

Ik weet dus niet wat het betekent dat er oorlog is. Hoe dat voelt, hoe bang je dan bent. Bang voor soldaten, bang voor oorlogsgeweld, bang dat je vader wordt opgepakt en wordt weggevoerd, bang dat je fiets wordt afgepakt, bang dat je niets te eten hebt, bang dat jou of je familie wat overkomt.

Ik weet ook niet wat het betekent om tijdens een razzia te worden opgepakt. Dat je tussen soldaten met geweren in de aanslag naar het Marktplein in Apeldoorn wordt geduwd, dat je gelukkig anderen om je heen ziet die je kent, maar die net als jij bang zijn en onzeker over wat er met je gaat gebeuren.

Ik weet al helemaal niet hoe het voelt als je in een trein gepropt wordt, een trein die vertrekt naar een onbekende bestemming, een trein die onderweg beschoten wordt en waarin door de kogels mensen om het leven komen, mensen waar je mee in dezelfde trein zat. Dood en angst om je heen.

Gelukkig weet ik niet wat het is om in een kamp van dwangarbeiders te zijn. Een paar barakken van een dakpannenfabriek, met open zijwanden, waar de wind doorheen blies en het dus erg koud was. Want ja, het was december 1944. Er was weinig of geen eten, je moest slapen op de koude grond, In het werkkamp in Rees, waar de w.c. een lang smal gat in de grond was, waar je je soms wat waste met sneeuw, waar je moest graven in weer en wind en altijd het risico liep om in elkaar geslagen te worden door een opzichter. Waar mensen om je heen dood gingen, soms mensen die je al lang kende.

Mijn oom, Dricus Doppenberg was in 1944, 16 jaar en weet wel hoe dat voelt. En met hem veel anderen die op 2 december 1944 ook werden opgepakt. Daar waren meer jongens van 16 jaar bij, maar ook oudere mannen: vaders, broers, zoons. Dricus werd samen met zijn vriend en buurjongen, Daan Jansen, naar het werkkamp in Rees afgevoerd. Samen groeven ze, samen leden ze honger, bevroren ze bijna, raakten uitgeput en kregen luizen.

Ze kwamen niet samen terug uit kamp Rees: Daan werd gedood bij een brand in het kamp.  

Dricus werd zo ziek dat hij uiteindelijk naar een klooster werd gebracht en hij overleefde.

Oom Dricus heeft lang niet gepraat over wat er in Rees allemaal gebeurd was. Hij verliet Apeldoorn, ging naar Oosterbeek en trouwde met mijn tante Gerda. Hij ging aan het werk bij justitie, verhuisde enkele keren, en woont nu in Heerenveen.

Door zijn kampervaringen had hij een harde man kunnen worden. Door alles wat hij had meegemaakt had hij heel egoïstisch kunnen zijn. Door zijn kampervaringen had hij kunnen denken: ik probeer te overleven al is het ten koste van een ander. En boven alles had hij een gloeiende hekel kunnen hebben aan alle Duitsers. Zij hadden hem en heel veel anderen veel ellende bezorgd.

Voor oom Dricus gelden deze dingen absoluut niet. Ik ken hem als iemand die altijd klaar staat voor anderen, die anderen altijd probeert te helpen. Die geduldig luistert als mensen met hun problemen bij hem komen, of dat nu bekenden zijn of niet, en probeert te helpen om de problemen op te lossen.

Oom Dricus haat de Duitsers niet. Zelfs niet na alles wat hij meemaakte. Hij zag duidelijk dat er Duitsers waren die hielpen. Een Duitse trambestuurder die zijn boterhammen deelde met de mensen in de groep dwangarbeiders, iemand die langs de weg dwangarbeiders brood gaf. En zo was er meer steun vanuit de Duitse bevolking.

Even een intermezzo naar 2015: Vluchtelingen in Nederland. Ook hier in Apeldoorn zijn er mensen die zich het lot van de Syrische vluchtelingen erg aantrekken en helpen waar ze kunnen. Vergelijk dat eens met wat ik net vertelde over werkkamp Rees.

Er waren ook de Nationaal Socialisten, Duitsers, als volgelingen van Hitler. Dat waren wel degenen die Joodse mensen, shinti en homo’s discrimineerden, die mensen vermoordden, die mensen doodden en gevangen zetten in concentratiekampen en werkkampen, onder de ergste omstandigheden.

Oom Dricus is teruggegaan naar Rees en hij kon de mensen uit Rees uiteindelijk omarmen. Oom Dricus noemde de mensen uit Rees ‘Gute Freunde’ en hij vindt het ontzettend mooi dat in Rees elk jaar op 9 november de Pogrom, de Kristallnacht, wordt herdacht en er ook nadrukkelijk wordt stilgestaan bij het lijden van de Joodse inwoners en de Nederlandse dwangarbeiders.

Even naar 2015: Twee weken geleden waren er aanslagen in Parijs. Dat was beangstigend, Parijs is zo dichtbij en veel kinderen en volwassenen zijn wel in Parijs geweest. Aanslagen zijn er steeds, vaak verder weg en daardoor voor ons minder heftig. Of minder in het nieuws.

Het gevaar bestaat, dat er nu ook een soort van zwart/wit denken ontstaat zoals net na WOII: alle Duitsers zijn slecht en alle Nederlanders zaten in het verzet. Geen van beide klopt met de werkelijkheid.

In de termen van mijn oom zou je nu, na deze aanslagen in Parijs moeten zeggen: beschuldig nooit een hele groep voor de daden van slechts een klein aantal.

Ik hoor hier te staan.

Ja, ik hoor hier te staan.

Waarom?

Omdat mijn oom Dricus nu zo oud is dat hij hier niet meer kan komen. Reken maar uit, 16 jaar in 1944.

Ik ben trots op mijn oom Dricus Doppenberg. Het is geweldig mooi dat wat hij heeft moeten meemaken op een positieve manier in zijn eigen leven heeft gebruikt: door anderen te helpen, door open te staan voor vriendschap en verbroedering, ook met de mensen uit Rees.

Oom Dricus zijn verhaal over Rees is te lezen in het boek: De verzwegen deportatie” vanaf bladzijde 340. En zo zijn er veel dwangarbeiders waarvan het verhaal over Rees te lezen is en die op ongeveer dezelfde manier het kamp beleefd hebben en hun leven daarna weer goed hebben opgepakt.

Ik hoop, dat zoals we hier samen zijn, jong en oud, open blijven staan en ons verbroederen met anderen. Ik hoop dat we als dank je wel voor de vrijheid waarin we leven ons best zullen doen om niet in dezelfde valkuil te stappen als in de jaren voor WOII in Duitsland gebeurde. Dat we samen met alle medelanders ons best doen om samen te verbroederen en in vrijheid met elkaar kunnen blijven leven.

 

Jan Huizinga.

 

Mijn oom Dricus Doppenberg is op 4 december 2015 overleden.